Naked without a Gun

 

 

<--

Opnieuw eisen jonge Amerikanen deze zaterdag in een massaprotest strengere wapenwetten. Dat botst met de nationale mythologie van vrijheidslievende vechtersbazen, ziet Ian Buruma

Ian Buruma is schrijver en hoofdredacteur van The New York Review of Books.

Het is moeilijk om met een redelijk argument de stelling te verdedigen dat gewone burgers met halfautomatische geweren een restaurant of een school moeten kunnen betreden. Hetzelfde geldt voor argumenten dat menselijk gedrag niets te maken zou hebben met klimaatverandering.

Maar het gaat hier niet om redelijke argumenten. Het maakt ook niet uit hoeveel schoolkinderen sneuvelen bij gewapende aanslagen – zeventien, bij de recente schietpartij op een school in Florida – of hoe overtuigend het bewijs ook is voor de invloed van koolstofdioxide op het klimaat.

Argumenten hebben nu eenmaal geen vat op mensen voor wie het dragen van vuurwapens of de ontkenning van menselijke invloed op het klimaat een belangrijk deel van hun identiteit uitmaakt.

Dit betekent in de VS dat hoe meer de ‘liberals’ in New York, San Francisco of zelfs Dallas roepen dat er paal en perk moet worden gesteld aan de verkoop van zulke wapens aan burgers, hoe harder die burgers terug zullen vechten. Zij doen dit met het fanatisme van gelovigen die dit ervaren als een belediging van hun God.

Dit heeft een historische achtergrond. Het tweede amendement van de Amerikaanse grondwet, waaraan burgers het recht ontlenen om wapens te dragen, werd in 1791 aangenomen. Amerikanen waren met succes in opstand gekomen tegen de Britse kroon en vonden dat zij, indien nodig, hun vrijheid moesten kunnen verdedigen tegen een repressieve staat. Over de interpretatie van het amendement wordt nog steeds getwist, maar het oorspronkelijke doel was om burgerlegers te kunnen bewapenen.

Door God gegeven recht

Voor veel Amerikanen, vooral in het landelijke zuiden, wordt dit nu opgevat als een door God gegeven individueel recht. Demagogen hebben weinig moeite om deze mensen op te jutten tegen de stedelijke elites die hun dit recht zouden willen ontnemen. De angst die hier wordt uitgebuit gaat veel verder dan een gedeelde liefde voor de jacht of de behoefte aan zelfverdediging. Het gaat om de manier waarop mensen zichzelf zien. Neem hun geweren weg, en zij voelen zich naakt in de wereld, weggewist, machteloos, als het ware zonder gezicht.

Maar het zelfbeeld van Amerika is niet alleen gepolariseerd; het toont ook wonderlijke tegenstrijdigheden. Het tweede amendement is natuurlijk een juridisch concept, net als in wezen de Verenigde Staten zelf. De saamhorigheid van een land van immigranten kan niet rusten op een gedeelde cultuur, laat staan op gemeenschappelijke voorouders. De wet is de enige manier om een burgerij die uit zo veel verschillende culturen stamt, te binden.

Het is daarom geen wonder dat er zo veel advocaten in de VS rondlopen en dat Amerikanen veel sneller naar de rechter stappen dan bijvoorbeeld Japanners die hun heil eerder zoeken in gewoontes en tradities. Voor Amerikanen is democratie een civiele religie en de grondwet een soort heilig schrift. Zo wordt het ook letterlijk opgevat door conservatieve juristen, en dus ook het tweede amendement.

Maar veel Amerikanen koesteren tegelijkertijd een nationale mythologie die net zo fundamenteel is als de grondwet, maar die haaks staat op het idee van de rechtsstaat. De held in klassieke westernfilms is de vrijheidslievende vechtersbaas die met een revolver in de hand het kwaad verdrijft om daarna weer alleen op zijn paard verder te trekken. Zo verdedigt John Wayne de verworven vrijheden van het Wilde Westen.

Maar wie zijn de in het zwart geklede schurken tegen wie hij het in deze tijd moet opnemen? Het zijn de bankiers, advocaten, zakenlieden, politici, die de belangen vertegenwoordigen van de grote steden aan de oostkust. Zij belichamen een wereld van contracten, verdragen, en bureaucratie.

De typische western is een idylle, waarin het individu volmaakte vrijheid geniet. Die vrijheid wordt bedreigd door de federale staat met zijn door mensen bedachte wetten. De revolverheld respecteert maar één wet, die door God en zijn eigen geweten wordt ingegeven. En hij heeft zijn wapen hard nodig om die te beschermen.

De regering is zelf het probleem

Het probleem van de Amerikaanse mythe is dat die landelijke idylle, die volmaakte staat van natuurlijke vrijheid, niet te rijmen valt met een samenleving die stoelt op banken, rechtspraak en politiek. Eigenlijk is het tweede amendement een wet die tevens functioneert om de alom gekoesterde mythe te onderstrepen.

De president die het verlangen naar de Amerikaanse mythe weergaloos wist te vertolken was Ronald Reagan. Hij had tenslotte als acteur in menige western opgetreden. Van hem is de beroemde uitspraak: „De regering biedt geen oplossing voor onze problemen, de regering is juist zelf ons probleem.”

Hij sprak deze woorden als president van de VS, maar hij klonk als een typische revolverheld.

Op een veel grovere manier heeft Donald Trump Reagans voorbeeld gevolgd. Hij is niet alleen acteur, hij is een soort desperado die geen enkel geduld heeft met de beschaafde normen van een democratie. Trump cultiveert het imago van de eenzame vechtersbaas, en vertegenwoordigt tegelijkertijd de belangen van de mannen in zwarte pakken, de zakenlieden, de bankiers en hun politieke handlangers in Washington.

Trump is een immorele ritselaar uit New York die precies weet hoe je streng gelovige, zwaar bewapende christenen in de diepste provincie naar de mond moet praten. Er woedt een cultuurstrijd in de VS, en Trump verpersoonlijkt de slechtste aspecten van beide kanten: de wetteloosheid van de revolverheld en de schaamteloze hebzucht van de stedelijke zakenwereld.

De Verenigde Staten hebben grote behoefte aan een president die de gevaarlijke sociale kloof tussen stad en platteland, gelovigen en seculiere burgers, kan dichten. Helaas hebben kiezers geopteerd voor de minst geschikte kandidaat om deze taak te volbrengen.

About this publication