After 100 Days: Obama Is Ours

<--

De nieuwe president overtuigt door zijn openheid naar de wereld, zijn bezonnenheid en moed.

De afgelopen honderd dagen kneep ik regelmatig in mijn arm. De regering-Obama overlegde op hoog niveau met Syrië, Iran en zelfs via Egypte met gematigde Hamasleden. Er kwam een eerste echte opening met het Castro-bewind in Cuba. Tijdens een indrukwekkende toespraak in Turkije gaf Obama het sein voor een nieuwe dialoog met de islam. De president is zeker daadkrachtig begonnen.

Bush paste niet bij onze wereld. In de acht maanden voor ’11 september 2001’ presenteerde hij zich als plattelandspresident met als hoogste prioriteit belastingverlagingen voor de allerrijksten.

Op buitenlands terrein trok hij zich in recordtijd terug uit internationale verdragen. De communistische Sovjet-Unie was al een decennium geen communistisch land meer. De Verenigde Staten presenteerden zich als het nieuwe Romeinse Rijk. Ongeëvenaard in macht, althans in traditioneel militaire vorm.

Na ’11 september’ stuurde keizer George de machtige oorlogsmachine naar Afghanistan en Irak. ’Even er in en er uit’ was het devies en dat ook nog eens met, zoals in Afghanistan, relatief weinig militairen. Wat een arrogantie!

De toenmalige nationale veiligheidsadviseur Condoleezza Rice zei dat Amerikaanse soldaten niet bedoeld zijn om kinderen aan de hand naar school mee te nemen. „Wederopbouwtaken kunnen mooi worden verricht door onze Europese vrienden.”

Hoe anders beziet de huidige president de wereld. Barack Obama begrijpt dat wij in een overgangstijdperk leven. Onze wereld kent geen overzichtelijke orde meer zoals ten tijde van de Koude Oorlog. In het laatste nummer van Foreign Policy schrijft Harvardhistoricus Niall Ferguson over de gevaren van onze tijd. Over hoe simplistisch het was om al het kwaad te concentreren in de duivelse as van Iran, Irak en Noord-Korea. Ferguson ziet een veel langere ’as van ontreddering’ waar tientallen landen en gebieden bij genoemd kunnen worden zoals Somalië, Darfur en Afghanistan.

Conflicten nemen in aantal en grootte sterk toe omdat economisch verval, etnische desintegratie en de neergang van de supermacht Amerika samen vallen. Washington kan ontwikkelingen nog wel initiëren maar niet meer overal op aarde beheersen.

Het is een verademing dat Obama in zo’n snel tempo op die geopolitieke situatie inspeelt. Hij haalt de banden met bondgenoten aan maar zoekt ook toenadering met vijandige regimes. In een ’fractie van een seconde’ werd zijn nieuwe Afghanistan-strategie door andere Navo-landen ondersteund.

Obama’s buitenlandspreekbuis Hillary Clinton gaf in haar eerste memo al aan dat voortaan naast de militaire ’hard power’ ook de ’soft power’ van ingenieurs, onderwijzers en verpleegsters belangrijk zal zijn. Dat laatste zal zelfs de doorslag geven bij het behalen van succes in fragiele staten.

Met betrekking tot de economie was nog maar kort geleden de consensus dat politici daar niet zoveel aan kunnen doen. De echte economische beslissingen worden door het bedrijfsleven genomen en uitgevoerd. Maar Obama heeft, toen de economie op alle fronten ineenstortte en iedereen zijn handen ervan aftrok, z’n verantwoordelijkheid genomen. Hij wachtte geen dag en pompte er zo’n 800 miljard dollar in.

Uiteraard neemt het overheidstekort daardoor nog extremere proporties aan maar Obama heeft ook al een nieuwe defensiestrategie aangeboden. Voortaan zullen niet automatisch allerlei verouderde, peperdure wapensystemen worden aangeschaft. Op den duur kan dat positieve gevolgen hebben voor de Amerikaanse begroting.

Kortom, Obama heeft indruk gemaakt en moed getoond. Zegt voortdurend, ook in de Verenigde Staten zelf, dat ieder groot maatschappelijk probleem in welk land dan ook een grensoverschrijdende oplossing vereist.

Natuurlijk is de grote vraag hoe Obama reageert bij een eerste, echte crisis. Feit is dat hij een koele, verstandige indruk maakt. Hij is samenbindend en luistert naar de wereld. In de stijl van Franklin Roosevelt en John Kennedy ontpopt hij zich niet zozeer als een progressieve Woodrow Wilson of Jimmy Carter maar veeleer als een pragmaticus met idealistische trekjes.

Een typische Obama-vraag is of iets in de praktijk werkt. En niet zozeer: Wat is moreel juist volgens onze unieke beschaving? Dat was de filosofie van Reagan en Bush 2 en daar droop het patriottisme van af. Zij presenteerden Amerika voortdurend als shining city upon a hill temidden van een donkere wereld.

Vanuit etnisch en religieus perspectief zijn wij een heterogeen werelddorp. Obama hoort bij ons. In drie maanden tijd is Washington een stuk dichterbij gekomen. Dat is een prestatie van formaat.

About this publication