Obama’s 100 days

<--

Obama’s 100 dagen

Een regeringsleider de maat nemen honderd dagen na diens machtsaanvaarding blijft een hachelijke aangelegenheid. Hoe verleidelijk ronde getallen ook zijn, politiek gesproken kan het nooit meer dan een momentopname zijn. In het geval van president Barack Obama, die vandaag honderd dagen in het Witte Huis zetelt, is er een extra reden stil te staan bij deze grens.

In de aanpak van de financieel-economische crisis mag Obama zich graag vergelijken met zijn illustere voorganger Franklin D. Roosevelt. Deze succesvolle Democratische president gebruikte zijn eerste honderd dagen om een reeks maatregelen tegen de economische crisis van de jaren dertig van de vorige eeuw te nemen.

De vergelijking met deze periode gaat overigens maar ten dele op. Roosevelt keek tegen een veel diepere crisis aan. Daar staat tegenover dat hij bijna al zijn plannen zonder noemenswaardige politieke weerstand aanvaard wist te krijgen, waar Obama op groeiend Republikeins verzet stuit.

Obama wenst zijn ambities vooralsnog niet te temperen en oogt nog even zelfverzekerd als tijdens zijn campagne. Het gaat volgens hem bij de aanpak van de crisis niet alleen om de vraag hoe het vertrouwen in het financiële systeem kan worden hersteld. Dit is in zijn ogen ook het moment de economie een steviger, duurzamere basis te geven door te investeren in energiebesparing, onderwijs en gezondheidszorg. Ook op buitenlands terrein buitelen de initiatieven over elkaar heen, in een poging Amerika’s geschonden imago in de wereld te herstellen.

Zijn overvolle beleidsagenda lijkt Obama’s populariteit slechts ten goede te komen. Het percentage Amerikanen dat tevreden is over de manier waarop de president zijn werk doet, varieert afhankelijk van de peiling van 65 tot 69 procent. Dit is in zijn ogen ook het moment de economie een steviger, duurzamere basis te geven door te investeren in energiebesparing, onderwijs en gezondheidszorg. Obama scoort daarmee na honderd dagen aanzienlijk hoger dan zowel zijn voorganger Bush (56 procent), als Clinton (49 procent).

De verwachtingen zijn dus nog altijd hoog gespannen, in weerwil van de deplorabele staat waarin de Amerikaanse economie verkeert. Dat is voor Obama niet zonder risico. Bijna driekwart van de Amerikaanse bevolking verwacht dat het de komende vier jaar beter zal gaan. Dat legt een niet onaanzienlijke druk op de president, daar nog moet blijken of zijn economisch herstelprogramma effect zal hebben of, zoals kritische economen vrezen, bij lange na niet voldoende is.

Op buitenlands gebied is Obama niet minder kwetsbaar. De oorlog in Afghanistan verloopt allesbehalve volgens plan en Pakistan vormt zo mogelijk een nog groter veiligheidsrisico. Of Iran Obama’s uitgestoken hand zal pakken, is maar de vraag. De lijst potentiële struikelblokken is daarmee nog niet compleet.

Het nieuwe optimisme en herwonnen zelfvertrouwen van de Amerikaanse bevolking staat ondertussen in schril contrast met de snelle terugkeer in Washington naar business as usual. In weerwil van diens streven oude scheidslijnen te doorbreken, is Obama’s populariteit in Democratische kring recht evenredig aan de groeiende afkeer die hij aan Republikeinse kant oproept. Zolang de Republikeinen, nog aangeslagen door hun nederlaag, geen wervend alternatief weten te formuleren, heeft Obama electoraal weinig van hen te vrezen. Mits hij straks meer dan alleen een goed verhaal heeft.

About this publication