Obama Extends His Hand

<--

Obama’s handreiking

de Volkskrant, 06-06-2009 00:05

reageer 9 reacties

In november 1863 meldde The Times dat een weinig geïnspireerde president Lincoln enkele onbeduidende woorden had gesproken bij de inwijding van een nationaal kerkhof voor soldaten die waren gesneuveld in de Amerikaanse Burgeroorlog. Het ging om de Gettysburg Address, de toespraak die vervolgens de geschiedenis zou ingaan als een van de briljantste redevoeringen aller tijden.

Dit voorbeeld geeft aan dat tijdgenoten er verstandig aan doen enig voorbehoud te maken bij het bepalen van de duurzaamheid van presidentiële toespraken. Had de rede die Barack Obama donderdag in Caïro hield, inderdaad de historische betekenis die er door sommigen op voorhand aan was gegeven? Dat oordeel moet nog even worden opgeschort. Maar wel kan al met zekerheid worden gezegd dat ze een mijlpaal was in de – de afgelopen jaren zo sterk vertroebelde – relatie tussen de Verenigde Staten en de moslimwereld.

Het bijzondere zat hem niet zozeer in wat er werd gezegd. In wezen is het merendeel van wat Obama zijn gehoor voorhield, ook al eens uitgesproken door zijn recente voorgangers, met inbegrip van George W. Bush. De toespraak ontleende zijn waarde vooral aan het omvattende en openhartige karakter ervan, aan de eloquentie en het gezag van de spreker, alsmede aan het feit dat ze in het hart van de Arabische wereld werd gehouden.

‘Amerika en de islam hoeven niet met elkaar te wedijveren’, zei Obama. En: ‘De islam is altijd een deel van het Amerikaanse verhaal geweest.’ Niemand kan dit met meer overtuigingskracht zeggen dan een president wiens tweede voornaam Hussein luidt, die kan wijzen op zijn islamitische wortels en die geen gekunstelde indruk maakt wanneer hij, tot drie keer toe, uit de Koran citeert.

Gelukkig gebruikte Obama die achtergrond niet alleen om eer te betonen aan de islam en de lof te steken van de historische rijkdom van de Arabische cultuur. Hij nam de gelegenheid te baat om ook enkele harde noten te kraken die in de islamitische wereld vaak met de mantel der liefde (of juist haat) worden bedekt. Hij liet er geen twijfel over bestaan dat de Verenigde Staten Al Qaida en aanverwante terreurgroepen ten volle zullen blijven bestrijden.

Vanuit politiek oogpunt was de duidelijke stellingname tegen elke verdere uitbreiding van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever de meest saillante passage in Obama’s toespraak.

Zijn ondubbelzinnige steunbetuiging aan de Palestijnse zaak ging gepaard met de duidelijke waarschuwing dat deze in het geheel niet wordt gediend door het gebruik van geweld en dat uitingen van antisemitisme onaanvaardbaar zijn. Niet onbelangrijk was ook dat hij een lans brak voor vrijheid van religie en voor gelijke rechten voor de vrouw.

Vanuit politiek oogpunt was de duidelijke stellingname tegen elke verdere uitbreiding van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever de meest saillante passage in Obama’s toespraak. Hij heeft zich hiermee gecommitteerd aan een striktere lijn op dit heikele punt dan met name de vorige bewoner van het Witte Huis volgde. Deze striktheid is zeer welkom, want het toch al zo precaire vredesproces wordt ernstig ondermijnd door het Israëlische nederzettingenbeleid.

Wellicht had een deel van Obama’s gehoor gehoopt dat hij nog wat meer concrete politieke richtingwijzers naar een oplossing van de Arabisch-Israëlische conflict had neergezet. Maar de president had duidelijk niet de bedoeling de zoveelste routekaart naar de vrede op tafel te leggen. Hij heeft vooral een piketpaal willen slaan: het Midden-Oosten heeft niet op een opportuun moment, maar nu al zijn onverdeelde aandacht. En hij heeft zich toegelegd op wat zijn grote kracht is: een welluidende boodschap van hoop en verzoening brengen, gevoed door de overtuiging dat vastgeroeste tegenstellingen kunnen worden overwonnen.

Naar eigen zeggen is Obama zich ervan bewust dat met één toespraak geen bergen kunnen worden verzet. Voor zover hij toch die illusie mocht hebben gekoesterd, zullen de geringschattende reacties uit Teheran en uit het radicale Arabische kamp hem eraan hebben herinnerd dat het Midden-Oosten bezaaid is met politieke mijnen die niet onschadelijk kunnen worden gemaakt met louter idealisme.

About this publication