Obama’s Litmus Test

<--

Obama’s lakmooesproef

27-11-2009 de Volkskrant

Paul Brill

De Amerikaanse president krijgt veel verbale steunbetuigingen, maar hij wil troepen voor Afghanistan. De animo is echter alleen maar minder geworden.

Kunnen bepaalde problemen in de wereld worden omzeild of verlicht door ze domweg anders te definiëren? Het lijkt er wel eens op dat sommigen menen dat dit inderdaad mogelijk is.

Vorig weekeinde woonde ik een grote internationale veiligheidsconferentie bij in de Canadese havenstad Halifax. Alle hot issues kwamen aan bod: de toekomst van de NAVO, Afghanistan, Pakistan, Iran, het Midden-Oosten, zeepiraterij, nucleaire ontwapening.

Saillant

In een paneldiscussie over de uiterst labiele situatie in Pakistan deed de hoofdredacteur van een Engelstalige Pakistaanse krant een saillante poging om een positieve draai te geven aan de netelige situatie in zijn land. Namelijk door het Westen, en in het bijzonder de Verenigde Staten, te manen om het Pakistaanse leger niet langer als een deel van het probleem, maar als een deel van de oplossing te zien.

Iets of iemand niet langer als een deel van het probleem, maar als een deel van de oplossing zien – het is een frase die tegenwoordig wel vaker opgeld doet. Er gaat op voorhand een zekere verleidingskracht van uit: het is altijd prettiger om het over een oplossing dan over een probleem te hebben.

Maar zeker in het geval-Pakistan fungeert zo’n uitspraak voornamelijk als bezweringsformule. Want al verdient het uiteraard aanbeveling om een open oog te houden voor de belangen en opvattingen van de Pakistaanse militairen, daarmee is het feit dat ze een levensgroot obstakel vormen bij het zoeken naar stabielere verhoudingen in het land en in de regio, niet van minder betekenis geworden.

Obsessie

Een cruciaal probleem in Pakistan is en blijft de mateloze obsessie van grote delen van het leger met India. Die vormt de reden waarom de legertop het meermaals op een akkoordje heeft gegooid met de jihadisten in het turbulente noordwesten van het land, want een serieuze militaire campagne zou de aandacht alleen maar afleiden van de confrontatie met de hoofdvijand. Ook het jongste offensief in Waziristan, waaraan niet meer viel te ontkomen gezien de toenemende machtsontplooiing van de fundamentalistische strijdgroepen, mist duidelijk de geconcentreerde inzet die nodig is om hen werkelijk op de knieën te brengen.

Daarbij komt nog eens de heimelijke steun vanuit duistere militaire kringen aan terroristische groeperingen die het gemunt hebben op Indiase doelen, alsook aan de Taliban in Afghanistan, omdat dat land vooral wordt gezien als een bijkaart in de machtsstrijd met India.

Als die mentaliteit – die ook nog eens gepaard gaat met een wezenloos anti-amerikanisme (hoewel de Verenigde Staten Pakistan de afgelopen jaren hebben volgestopt met geld en wapens) – niet verandert, kun je nog zo hartstochtelijk verkondigen dat het Pakistaanse leger tot deel van de oplossing moet worden gemaakt, maar dat zal dan niet lukken.

Een soortgelijke neiging om de werkelijkheid te veranderen door haar anders te benoemen, vertoonde de nieuwe Duitse minister van Defensie, Karl-Theodor zu Guttenberg – overigens een interessant figuur die de komende tijd ongetwijfeld van zich zal doen spreken.

When the going gets tough, the tough get going, luidt een Amerikaans spreekwoord

Tijdens een discussie over de transatlantische betrekkingen riep hij uit: ‘We moeten eens ophouden de missie in Afghanistan te bestempelen tot lakmoesproef voor de NAVO.’

Lakmoesproef

Een geheugensteuntje: het was voormalig secretaris-generaal Jaap de Hoop Scheffer die vijf jaar geleden als eerste het woord lakmoesproef in de mond nam met betrekking tot Afghanistan. Bij nader inzien was dat misschien geen verstandige zet. Maar dat het woord is blijven hangen en door menigeen is overgenomen, komt niet doordat De Hoop Scheffer het in omloop heeft gebracht, maar heeft de simpele reden dat een militaire alliantie die voor het eerst een grote gevechtsoperatie buiten het eigen grondgebied onderneemt met een strijdmacht van zo’n 100 duizend manschappen, inderdaad haar krediet en aanzien op het spel zet. Deze realiteit kon nog enigszins worden weggepoetst toen her en der de illusie heerste dat het in Afghanistan hoofdzakelijk ging om een ‘opbouwmissie’, maar die tijd is nu echt voorbij.

De oorlog in Afghanistan is een lakmoesproef voor de NAVO, en inmiddels ook voor het leiderschap van Barack Obama. Na drie maanden van wikken en wegen – een veel te langdurig proces dat als zodanig twijfel heeft gezaaid over de wilskracht en besluitvaardigheid van deze president – zal hij komende dinsdag via een televisierede bekendmaken hoe hij ‘zijn’ war of necessity tot een goed einde denkt te kunnen brengen.

Ruggesteun

Uit goede bron is al vernomen dat Obama waarschijnlijk zal mikken op een versterking van de Amerikaanse troepenmacht met 30 duizend manschappen. Ook vanwege de nodige politieke ruggesteun zouden de Europeanen 10 duizend extra militairen moeten leveren.

Dat laatste is een begrijpelijke Amerikaanse wens, maar de kans is klein dat Europa per saldo zo’n bijdrage levert. Dit is de grote ontgoocheling sinds het aantreden van Obama: als de anti-Bush zou hij een veel groter beroep kunnen doen op de NAVO-bondgenoten, maar in feite blijkt dat nauwelijks het geval.

Alle verbale steunbetuigingen ten spijt, hadden de meeste Europese landen al weinig trek in Afghanistan toen de missie nog op een redelijk kalme golflengte zat. Nu de situatie lastiger en grimmiger is geworden, daalt de animo alleen maar. When the going gets tough, the tough get going, luidt een Amerikaans spreekwoord. Een Europees motto zal dat wel nooit worden.

About this publication