Meeting Point in Yemen

<--

Plotseling lijkt het elke dag raak. Zondagavond moest een hele terminal van het vliegveld Newark bij New York worden ontruimd omdat een man ongecontroleerd door de veiligheidscheck had kunnen doorlopen. Iets eerder hadden Amerika en Groot-Brittannië besloten hun ambassades in Jemen te sluiten wegens de dreiging van de lokale Al-Qaeda, dat de verantwoordelijkheid opeiste voor de mislukte bomaanslag tijdens een vlucht van Amsterdam naar Detroit.

Rijk scala acties tegen terreur is beter dan louter martiale retoriek

Vrijdag werd in Århus de tekenaar Kurt Westergaard door de politie ternauwernood gered toen een Somaliër hem thuis met bijl en mes wilde vermoorden. Op dezelfde Nieuwjaarsdag werden in Pakistan bijna negentig bezoekers van een volleybalwedstrijd gedood bij een zelfmoordactie. Woensdag ten slotte kwamen in Afghanistan zeven medewerkers van de CIA om bij een vergelijkbare daad, die werd uitgevoerd door een beoogde informant van de inlichtingendienst zelf.

Dat Afghanistan en vooral Pakistan niet zijn gevrijwaard van geweld – integendeel, de trend lijkt eerder dat dit gebied juist weer meer gastvrijheid biedt aan terreur – is al langer bekend. Dat Jemen en Somalië nu ook vrijhavens zijn voor groepen die zich verbonden voelen met of deel uitmaken van het netwerk van Al-Qaeda, lijkt wel nieuw. Het geweld in die twee landen leek, op de piraterij na, plaatselijk bepaald. Maar dat was kennelijk een misvatting. Al heel lang trouwens. Want het is Jemen, dat sinds de hereniging na de Koude Oorlog in 1990 geen vrede kent, waar Bin Laden is geboren. En het is Jemen waar in 2000 de zelfmoordaanslag op de Amerikaanse torpedobootjager USS Cole werd gepleegd, de eerste in deze soort. Maar er is recentelijk wel veel veranderd. Er zijn indicaties dat een aantal gevangenen die jaren door de VS waren vastgehouden op Guantánamo Bay, zich er ophoudt.

De plotselinge sluiting van de twee ambassades illustreert dat met name Jemen in de ogen van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk hard op weg is te desintegreren. Dat biedt islamitische activisten uit de school van Al-Qaeda de ruimte om zich er te nestelen, zoals ook Somalië dankzij de opmars van de milities van Al-Shabaab een vrijhaven wordt.

De Jemenitische regering in Sana wordt weliswaar met geld, materieel, informatie en trainingen geholpen om de terreurgroepen te bestrijden, president Saleh is daarbij geen betrouwbare bondgenoot. Zijn eigen machtspositie en de voortdurende strijd tussen het shi’itische Noorden en het soennitische Zuiden, dat tot 1990 werd gesteund door de Sovjet-Unie, eisen zijn aandacht meer op dan Al-Qaeda.

Het uitwaaieren van terreurnetwerken naar steeds meer gebieden waar effectieve staatsmacht ontbreekt is pijnlijk, zowel voor president Bush, die vertrouwde op een militaire overwinning, als voor zijn opvolger Obama, die meer gokt op een geconcentreerde inzet in Afghanistan en een politieke aanpak. Maar het is beter om deze feiten onder ogen te zien en een breed scala van defensieve maatregelen te nemen dan voort te gaan met martiale retoriek die in de praktijk hol is.

About this publication