The Dutch Government Can Derive Confidence from Resolving the Iraq Issue

<--

Kabinet kan vertrouwen ontlenen aan oplossing kwestie-Irak

commentaar

reacties (24)printstuur artikel doorDe reactie van het kabinet op het Irak-rapport van de commissie-Davids is een omzichtig laveren tussen het staatsrecht en politieke gevoeligheden. In de Nederlandse coalitiecultuur is dat vrijwel onvermijdelijk, maar de helderheid is er zelden mee gediend. Het resultaat wordt vaak omschreven als ’hogere politiek’ en uit een oogpunt van laveerkunst is het dat ook. In dit geval is de uitkomst echter alleszins redelijk en duidelijk.

Het meest positieve nieuws is dat het kabinet eruit is gekomen. Het was een blamage geweest als het over deze kwestie was gevallen. De financieel-economische crisis vraagt om een missionaire ministersploeg die besluiten kan nemen. Ook het onrustige maatschappelijke klimaat is gediend bij stabiliteit en regeerkracht. Het kabinet kan aan het oplossen van deze netelige kwestie nieuw vertrouwen ontlenen voor de moeilijke besluitvorming die nog wacht.

Hiermee is niet gezegd dat de kwestie Irak – de vraag of en onder welke omstandigheden Nederland politieke of militaire steun mag geven aan een oorlog – te onbelangrijk is voor een casus belli. Daarom was het ook niet zo vreemd dat het kabinet voor een reactie op het rapport-Davids even de tijd heeft genomen. In het hijgerige nieuwsklimaat wordt wel eens vergeten dat politiek strijd is, soms tot op de vierkante millimeter.

Wat de kernvraag betreft, trekt het kabinet verstandige lessen uit de fouten die in 2003 zijn gemaakt bij het besluit tot het geven van politieke steun aan de Amerikaans-Britse inval in Irak. Die fouten, zoals het ontbreken van een toereikend volkenrechtelijk mandaat, worden nu meer of minder expliciet erkend. Dat is winst. Bij een ernstige beslissing ten oorlog te trekken past geen lichtvaardigheid. Overigens betekent dat volgens het kabinet niet dat altijd overeenstemming in de Veiligheidsraad nodig is. Het acht ook situaties denkbaar waarin zonder goedkeuring van de VN een militair geweld legitiem kan zijn, zoals bij de dreigende humanitaire ramp in 1999 in Kosovo.

Het kabinet belooft ook beterschap in de wijze waarop in zulke situaties de Kamer wordt geïnformeerd. Het erkent dat de informatie in de aanloop naar de Irak-oorlog uitgebreider en explicieter had moeten zijn. Dat is hetzelfde als ’onvolledig en onjuist’, maar die politiek geladen termen worden in de brief vermeden. De Kamer had hier een punt van moeten maken, als zij destijds zelf niet had zitten slapen.

About this publication