Wilders’ Vision Does Not Resonate in the US

<--

Ieder die dacht dat Amerika verdraagzamer is tegenover de islam en moslims dan Nederland, lijkt door het nieuws van de afgelopen twee weken in het ongelijk te zijn gesteld. De Amerikaanse pers stond bol van de protesten tegen de bouw van de ‘Ground Zero Mosque’ in New York.

Het feit dat hier niet gesproken mag worden van een ‘moskee’ (want het wordt een islamitisch cultureel centrum), noch van ‘ground zero’ (want het staat op een paar honderd meter afstand) weerhield tegenstanders er niet van kritiek te spuien op de keuze van de locatie. President Obama is nu minder positief over het project door de weerstand vanuit de bevolking en Democraten vrezen dat hun steun voor de ‘moskee’ hen schaadt tijdens de verkiezingen in november.

Het in deze context dat Geert Wilders met open armen zal worden ontvangen als hij op 11 september 2010 in New York aankomt om de protesten tegen het centrum te ondersteunen. Hij komt op uitnodiging van zijn Amerikaanse bondgenoot Pamela Geller. Zoals Bert Wagendorp vorige week schreef in de Volkskrant is deze vrouw zo extreem in haar opvattingen (Democraten zijn nazi’s en Obama is een moslim die streeft naar een overwinning van de jihad) dat Wilders naast Geller lijkt op een mak schaap.

In één opzicht zullen Amerikaanse politici de standpunten van Wilders te radicaal vinden. Ook al herkennen zij zich in de kritiek op het islamitisch centrum, zij gaan niet mee in zijn streven om moslims hun godsdienstvrijheid te ontnemen.

Er zijn weinig Amerikaanse politici die zich verzetten tegen het recht van projectontwikkelaars om een ‘moskee’ te bouwen. De Amerikaanse politiek debatteert niet over een verbod op de bouw van alle moskeeën en zeker niet over een verbod op de Koran, het dragen van de boerka, het heffen van belasting op het dragen van hoofddoekjes of het sluiten van islamitische scholen. Heel weinig Amerikaanse politici wensen te spreken over het inperken van de constitutionele rechten van islamitische medeburgers.

Hoe onsmakelijk sommige protesten tegen de ‘Ground Zero Mosque’ ook zijn, het publieke debat in de VS neemt bepaalde morele grenzen in acht en gaat niet over het ontwikkelen van discriminerende wetten. Dat is een belangrijk verschil met Nederland, waar een partij met een zesde van de Kamerzetels het recht op godsdienstvrijheid van een religieuze minderheid wil inperken. Het politieke programma van Wilders is te radicaal voor zelfs de meest geharde tegenstanders van het islamitische culturele centrum in Amerika.

Hoewel sommige conservatieven Wilders zullen toejuichen als held in de wereldwijde strijd tegen islamisering, zal zijn roep om de Koran te verbieden weinig weerklank vinden in de VS. Wat Wilders ook zegt in New York, hij kan zijn gastheren en -vrouwen beter niet beschamen door publiekelijk de aandacht te richten op zijn lijst vrijheidsbeperkende maatregelen voor moslims.

Dat betekent niet dat in de VS alles pais en vree is. Al geeft de Amerikaanse grondwet volledige godsdienstvrijheid aan Amerikaanse moslims, in de praktijk is dat nog wel eens lastig. Als groepen Amerikanen luidkeels protesteren tegen een moskee en argumenten aandragen (van lokale gevoeligheden tot het niet passen binnen het bestemmingsplan), kan dit leiden tot minder mogelijkheden en minder godsdienstvrijheid voor moslims.

Alexis de Tocqueville zag dit al in de negentiende eeuw, toen zwarte Amerikanen in enkele noordelijke staten officieel stemrecht hadden, maar door het verzet onder blanken in de praktijk hun stem niet konden uitbrengen. De Amerikaanse geschiedenis heeft al vaak laten zien dat een minderheid geen rechten krijgt als een meerderheid die niet wil respecteren.

Toch kan dit Amerikaanse debat een leermoment zijn voor Wilders. Verzet tegen de islam hoeft niet als vanzelfsprekend vertaald te worden in een politiek programma dat de rechten van religieuze minderheden inperkt. Dat besef is al een belangrijk stap in de goede richting.

About this publication