Currency Manipulations

<--

De ‘wisselkoersoorlog’ tussen VS en China krijgt steeds meer contouren. Beide verwijten elkaar protectionisme en dreigen elkaar aan te geven bij wereldhandelsorganisatie WTO. Zo heeft het Huis van Afgevaardigden woensdag een wet aangenomen om China te straffen met importtarieven als het zijn munt niet opwaardeert. Eerder verhoogde China de heffingen op kippenvlees, nadat de Amerikaanse regering dat voor Chinese autobanden had gedaan.

Het conflict draait om de vraag of en in welke mate China zich schuldig maakt aan ‘koersmanipulatie’, zoals het in de VS met gevoel voor morele verontwaardiging heet. Sommige schattingen lopen op tot 40 procent onderwaardering. Maar vaststaat dat de yuan kunstmatig laag wordt gehouden.

Sinds de Chinese centrale bank in juni aankondigde dat zij, binnen een gefixeerde bandbreedte, de teugels wat zou laten vieren, is de koers met 1,5 procent gestegen. Als de Chinese autoriteiten die lijn blijven volgen, duurt het bijna vier jaar voordat de yuan 20 procent in waarde is gestegen. De VS streven juist naar niets minder dan een shocktherapie.

Beide presenteren de ‘wisselkoersoorlog’ als een monetair dispuut. Maar in de kern is het gewoon een politiek conflict, met zowel binnenlandse als internationale componenten.

President Obama eist meer revaluatie om zijn kiezers hoop op werkgelegenheid te bieden, al zegt hij er niet bij dat de Amerikaanse industrie de concurrentie met de Chinese al lang heeft verloren en dat ontwikkelingslanden als Vietnam, Laos of Bangladesh eerder zullen profiteren van een shocktherapie dan de rust belt in pakweg Detroit.

Premier Wen Jiabao heeft eenzelfde dilemma. Een duurdere yuan doorkruist het regeringsplan om de eenvoudige arbeidsintensieve industrieën van de ecologisch belaste oostkust naar het rurale westen te verplaatsen. De communistische partij mag dan almachtig zijn, ze moet wel degelijk laveren. En wel tussen de belangen van de arbeidersklasse, die in de exportindustrie een karige baan heeft, en de stedelijke middengroepen, voor wie prijsbeheersing van belang is. De regering staat tussen deze twee vuren. Met een marge van 5 procent kan ze de export en buitenlandse investeringen afremmen, zonder dat de binnenlandse consumptie gevaar loopt.

Deze tegengestelde belangen laten zich amper verzoenen. Amerikaanse dreigementen hebben dus vooral symbolische waarde. Chinese sancties ook, zij het dat Peking die wel kan presenteren als bewijs voor zijn groeiende machtspositie.

Begrippen als ‘koersmanipulatie’ slaan dood op deze nieuwe realiteit. Amerika kan beter nieuwe bondgenoten in de WTO zoeken. En niet alleen in de postindustriële wereld maar vooral in Zuidoost-Azië, waar de jonge industrielanden ook belang hebben bij een structureel duurdere yuan.

Dat is een zware opgave. Want met een toenemend aantal van die landen heeft China zich juist geallieerd, als dé rijzende antagonist van ‘uncle Sam’ die ogenschijnlijk geen politieke eisen stelt. Belast door het verleden, komt Amerika daar niet zo simpel tussen. Maar het kan wel.

About this publication