Can Obama Reinvent Himself?

<--

Kan Obama zichzelf opnieuw uitvinden?

Alles is nog niet verloren voor Obama maar het is de vraag of hij de benodigde vechtersmentaliteit heeft.

Aan het eind van zijn presidentschap had Woodrow Wilson een wijze les voor zijn staatssecretaris van Marine. ‘In de loop van een generatie’, zei hij, ‘gebeurt het maar eens dat de mensen uitstijgen boven hun materiele besognes. Daarom is er gedurende tweederde van de tijd een conservatieve regering aan het bewind.’

Ik haal deze uitspraak uit The Cycles of American History van de vermaarde geschiedkundige Arthur M. Schlesinger Jr. In dit boek borduurt hij voort op een poging van zijn vader – ook al een historicus van naam – om de cyclische inslag van de Amerikaanse geschiedenis bloot te leggen: na een periode van hervorming en verhoogde overheidsactiviteit volgt altijd weer een reveil van traditionele waarden en een terugkeer naar het privédomein.

Spiraal

Die afwisseling – die Schlesinger overigens liever voorstelt als een spiraal dan als een pendule, want elke tijd voegt nieuwe elementen toe aan de geschiedenis – verloopt telkens anders en de periodes varieren ook in duur. Maar de golfbeweging tussen wat hij public purpose en private interest noemt, is een constante.

Wat Wilsons conversatie met zijn staatssecretaris van Marine extra saillant maakte, is dat deze laatste luisterde naar de naam Franklin Roosevelt. Een paar maanden later zou hij als vicepresidentskandidaat van de Democraten roemloos ten onder gaan in de verkiezingen die een definitief einde maakten aan de Progressive Era (1901-1920) en de middelmatige Warren Harding in het Witte Huis brachten. Maar veel belangrijker: in 1932 zou hij zelf het presidentschap veroveren en vervolgens met zijn New Deal een tamelijk lange periode van actieve overheidsbemoeienis inluiden.

Wanneer eindigt een periode en begint een volgende?

Bij een benadering als die van Schlesinger is de neiging groot om wisselingen van de wacht in het Witte Huis als ijkpunt te nemen. Maar hij gaat gevarieerder te werk. Soms is een Congresverkiezing minstens zo belangrijk. Zo legt hij de eindstreep van het New Deal-liberalisme in 1947, toen de Democraten de meerderheid in zowel de Senaat als het Huis van Afgevaardigden verloren en het ‘do-nothing Eightieth Congress’ (de woorden zijn van president Harry Truman) de slagkracht van het Witte Huis vergaand inperkte. Omgekeerd luidde de inauguratie van president Richard Nixon in 1968 nog niet het einde van de progressieve jaren zestig in: hij was zelf niet afkerig van sociale wetgeving en de Democraten gaven nog twaalf jaar de toon aan in het Congres.

De vraag is nu: hoe moet de golfbeweging die de tussentijdse verkiezingen van afgelopen dinsdag te zien gaven, worden geduid? Op het eerste gezicht lijkt het erop dat de cycli in de 21ste eeuw wel erg kort duren. In 2006 verloren de Republikeinen hun meerderheid in het Congres, twee jaar later ging ook het presidentschap over in Democratische handen, maar thans zijn de Democraten hun macht over het Huis alweer kwijt, en niet zo’n beetje ook.

Deze snelle verandering van de krachtsverhoudingen duidt op een wispelturig electoraat. Of zou het kunnen dat we niet alle verkiezingsresultaten op hun juiste waarde schatten? Vooral in het geval van 2008 is daarvoor veel te zeggen. De overwinning van Barack Obama was een historische, maar in de opwinding van het moment is ze door menig Democraat ten onrechte uitgelegd als een triomf van het progressieve liberalisme en een mandaat voor ‘Big Government’.

Gewonnen

Hij heeft om een aantal redenen gewonnen, onder meer omdat hij de anti-Bush was en omdat veel onafhankelijke kiezers en zelfs tal van Republikeinen er een eer instelden om een zwarte president te kiezen (zijn huidskleur werkte per saldo in zijn voordeel). Maar ondertussen bleek uit peilingen ook dat aanmerkelijk meer Amerikanen zichzelf als conservatief omschreven dan als liberaal. En dat is nog steeds het geval. Er is geen breed draagvlak voor grootscheepse overheidsinterventies, zeker niet waar de president de indruk wekt zich meer te bekommeren om abstracte hervormingen dan om de dagelijkse noden van gewone Amerikanen.

Alles is nog niet verloren voor Obama, diverse commentatoren herinnerden er deze week aan dat Bill Clinton na zijn nederlaag bij de Congresverkiezingen van 1994 ook wist op te krabbelen en twee jaar later een tweede ambstermijn in de wacht sleepte. Maar ik denk dat Obama voor een veel zwaardere opgave staat. De economische terugval is dieper en het is zeer de vraag of het herstel op tijd komt. Clinton kon terugvallen op de centristische waarden die hij als gouverneur van Arkansas had uitgedragen. En als politiek rasdier was hij bereid om zowel zijn ideologie als zijn staf drastisch op te schudden. Ik vraag me zeer af of Obama dezelfde lenigheid en vechtersmentaliteit heeft.

About this publication