Hoe verhoudt het populisme van Wilders zich tot dat van de Tea Party?
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen Tea Party en PVV? laten we beginnen met een korte reis terug in de tijd, op zoek naar de wortels van het Amerikaanse populisme.
De eerste halte is 1939. Dat is het jaar waarin de film Mr. Smith Goes to Washington uitkwam. Een echte Hollywood-klassieker, gemaakt door de vermaarde regisseur Frank Capra, die bijvoorbeeld ook It’s a Wonderful Life op zijn naam heeft staan.
Hoofdpersoon is Jefferson Smith, gespeeld door James Stewart. Deze Jefferson Smith is het idealistische hoofd van een jongensvakantiekamp in een niet nader genoemde westelijke staat – Montana of Idaho of Colorado. Een van de twee senatoren van de staat komt te overlijden, en de gouverneur kiest Smith om hem op te volgen. Vol eerbied voor zijn collega-senatoren en voor het roemruchte instituut dat de Senaat is, arriveert Smith in Washington. Maar na verloop van tijd komt hij er achter dat hij alleen maar is uitgekozen vanwege zijn onervarenheid en naiviteit en dat met name de gouverneur en de andere senator van zijn staat, voor wie hij altijd zoveel achting heeft gehad, hem willen gebruiken om een duistere landtransactie door de Senaat te loodsen.
Hij komt steeds meer met zijn rug tegen de muur te staan, en in wanhoop grijpt hij naar het laatste middel dat een senator ter beschikking staat: hij begint een filibuster, hij voert twee dagen non-stop het woord. Ondertussen speelt er nog een amoureuze affaire met een gehaaide journaliste, die vervuld is van cynisme over het politieke bedrijf, maar geleidelijk valt voor de overrompelende eerlijkheid van Smith.
Links-populisme
De film is een schoolvoorbeeld van populisme, maar dan wel links-populisme. Hier wordt een eenvoudig man geportretteerd, die het goede vertegenwoordigt. Tegenover hem staat het kwaad in de vorm van een politieke machine die draait op geldelijk gewin en machtsmisbruik. Alle eerlijke, hardwerkende Amerikanen denken dat er in Washington over hun belangen wordt gewaakt, maar in werkelijkheid is het een plek vol listen en lagen. ‘I wouldn’t give you two cents for all your fancy rules if, behind them, they didn’t have a little bit of plain, ordinary kindness – a little looking out for the other fella, too’, roept Smith tijdens zijn filibuster uit.
People’s Party
We reizen door naar 1891. Dit is het jaar van de oprichting van de People’s Party, de grootste en belangrijkste populistische partij die de Verenigde Staten ooit hebben gehad. Een partij die vooral werd gedragen door katoenboeren in het zuiden en kleine graanboeren in de Plains-staten. Boeren die het zwaar hadden en zich verdrukt voelden door grotere machten als de banken en de spoorwegen.
De partij werd invloedrijk om twee redenen: omdat ze bij de presidentsverkiezingen van 1892 een rol van betekenis speelde in de campagne door enkele fameuze sprekers zoals Mary Lease uit Kansas die de boeren opriep ‘to raise less corn and more hell’, en die haar gehoor voorhield dat Amerika niet langer werd geregeerd door ‘a government of the people, by the people and for the people’, maar door ‘a government of Wall Street, by Wall Street and for Wall Street’. Het maakte de campagne van 1892 tot een zeer onstuimige en het leverde de presidentskandidaat van de People’s Party bijna 10 procent van de stemmen op .
De tweede reden waarom de People’s Party een kracht van betekenis was: vier jaar later, in 1896, zag de partij af van een eigen presidentskandidaat en gaf haar steun aan de man die misschien wel de grootste populist in de Amerikaanse geschiedenis kan worden genoemd: William Jennings Bryan, een Democratische afgevaardigde uit de landbouwstaat Nebraska, een jonge kerel toen nog en een kei van een redenaar (categorie Barack Obama of misschien nog wel een klasse hoger).
Zilverstandaard
Bryan was een vurig voorstander van de zilverstandaard, dat wil zeggen: de Amerikaanse munt zou nog slechts ten dele moeten worden gekoppeld aan het goud, waardoor er enorm veel geld bijgedrukt kon worden, en dat zou allemaal in handen komen van de kleine man. Hij beschouwde zich als een vijand van de banken en grote bedrijven en was een overtuigd tegenstander van de evolutieleer. Door zijn aanhangers werd hij de Great Commoner genoemd, de grote man van het gewone volk.
Bryan was ook een zeer energiek man. Tijdens de campagne van 1896 reisde hij meer dan 30 duizend kilometer en hield zo’n 600 redevoeringen. Maar het mocht niet baten. Het Oostkust-establishment deed er alles aan om hem de voet dwars te zetten, de meeste kranten zagen hem als een rare snuiter uit het westen. De New York Times noemde hem een ‘onverantwoordelijke, ongeordende, onwetende, bevooroordeelde, maar pathetisch eerlijke zonderling’. De Republikein McKinley won de verkiezingen. En vier jaar later, toen Bryan wederom de Democratische nominatie veroverde, haalde hij het weer niet. Maar zijn enorme aanhang was een teken aan de wand.
Tot zo ver onze reis naar het verleden. Ik had natuurlijk ook andere bestemmingen kunnen selecteren, maar ik heb deze twee voorbeelden – de film van Frank Capra en de kandidatuur van Bryan – vooral gekozen omdat ik wil aangeven dat het populisme in de VS bepaald niet alleen of in de eerste plaats een rechtse achtergrond heeft. Vanwege de hedendaagse Tea Party en vanwege het karakter van populistisch ingestelde partijen in Europa zijn velen geneigd te denken dat het populisme van rechts komt, maar dat is in elk geval in de VS slechts deels het geval.
Politieke mainstream
Laat er geen misverstand over bestaan: de Tea Party is een overwegend rechts-populistische beweging. Maar die heeft zo snel weerklank gevonden omdat er in Amerika een brede ondergrond aan populistische sentimenten bestaat die zowel vanuit rechts als vanuit links is gevoed. Die sentimenten steken ook geregeld de kop op in de politieke mainstream. Zelfs politici die al hun halve leven hebben doorgebracht in Washington, zijn in staat om in een herverkiezingscampagne te doen alsof ze het politieke spel in de hoofdstad enorm verafschuwen en dat ze hun volgende termijn vooral willen gebruiken om de boel daar eens flink op te schudden. Want dat is een boodschap die er altijd wel ingaat bij grote groepen kiezers.
Hadjememaar
Die traditie is veel zwakker in Nederland. Natuurlijk: we hebben ooit Hadjememaar gehad, de Amsterdamse zwerver die met de Rapaille Partij een zetel in de Amsterdamse gemeenteraad wist te veroveren. De NSB had populistische trekken – en volgens sommige historici zelfs de SDAP in haar beginjaren, net zoals later de SP. Er was Koekoek met zijn Boerenpartij. Maar eigenlijk is het populisme pas echt tot bloei gekomen met de PVV.
Hoe verhoudt het populisme van Wilders zich tot dat van de Tea Party? Laat ik beginnen met de overeenkomsten:
Woede over wat wordt gezien als de teloorgang van klassieke normen en waarden. Die woede vertaalt zich in grote afkeer van en argwaan jegens alles wat links en progressief is. Zowel bij de Tea Party als bij de PVV leeft het gevoel dat er een progressieve elite aan de macht is, waarvan de leden elkaar permanent de bal toespelen en buitenstaanders consequent op afstand houden.
In het verlengde daarvan staat ook het internationalisme in een kwade reuk. Diezelfde elite zou niet echt de Amerikaanse c.q. Nederlandse belangen voorop stellen, maar zich instellen op een internationale orde waarin de nationale identiteit vervaagt.
Immigranten
Zowel de PVV als de Tea Party is beducht voor de komst van immigranten, zij het dat de motieven niet helemaal parallel lopen. In Amerika is het de illegale immigratie en de daaruit resulterende druk op de arbeidsmarkt die de meeste toorn wekt, met name in staten die grenzen aan Mexico. De Nederlandse PVV wil de hele immigratie sterk aan banden leggen, en vooral uit islamitische landen.
Dat zijn de overeenkomsten. Maar er zijn ook duidelijke verschillen:
De Tea Party is een veel lossere beweging dan de PVV, die duidelijk is gegroepeerd rond een onbetwiste leider: Geert Wilders. In Amerika zou je eigenlijk beter kunnen spreken van Tea Parties, voornamelijk maar niet uitsluitend gelieerd aan de Republikeinse partij. In bijna elke staat zijn de accenten weer anders. En er is zeker geen onbetwiste leider. Sarah Palin speelt een prominente rol, maar zelfs haar bewonderaars in de Tea Party betwijfelen of ze de ideale presidentskandidaat zou zijn.
Wantrouwen
De Tea Party wordt gekenmerkt door een sterk wantrouwen jegens de overheid, met name de federale overheid. Die is uit haar krachten gegroeid, die heeft zich diep in de schulden gestoken, die hindert de burgers vaak bij de ontplooiing van initiatieven. Obama’s hervorming van de gezondheidszorg, Obamacare, is socialistische bedilzucht. Dit anti-overheidssentiment ontbreekt vrijwel bij de PVV. Eigenlijk omarmt de PVV de verzorgingsstaat, en ze wil dat er niet wordt getornd aan de sociale voorzieningen – zie de discussie over de AOW.
De plaats van de religie. Religiekritiek zoals de PVV die met name jegens de islam bedrijft, speelt nauwelijks een rol in de Tea Party. Van de islam moet ze waarschijnlijk weinig hebben, maar religieuze vrijheid staat voorop. Trouwens, het kan geen kwaad om op te merken dat de Tea Party ook goeddeels vrij is van racisme. Het is ongetwijfeld een overwegend blanke beweging, maar wat je ook van allerlei Tea Party-prominenten kunt zeggen, niet dat ze zich laatdunkend uitlaten over bepaalde raciale groepen.
Idioom
Ten slotte: het verschil in idioom. Dit is een glibberig terrein, omdat we hier ook te maken hebben met algemene culturele verschillen. In Amerika wordt het politieke spel vanouds hard gespeeld. Toch zie ik een begrip als ‘kopvoddentaks’ niet gauw ingeburgerd raken bij de Tea Party. Misschien is het ook een verschil in gevoel voor humor.
Een saillante Amerikaanse populistische tekst is de tv-reclame die een conservatieve groepering in 2004 lanceerde tegen Howard Dean, de gouverneur van de als liberaal bekend staande staat Vermont, waar een mondaine levensstijl opgang doet. Deze Dean deed toen een gooi naar de Democratische nominatie. In de reclame krijgt hij de volgende raad van een ‘gewone’ Amerikaanse kiezer: ‘Take your tax-hiking, government-expanding, latte-drinking, sushi-eating, Volvo-driving, New York Times-reading, body-piercing, Hollywood-loving, left-wing freak show back to Vermont, where it belongs.’ Het is moeilijk uit te leggen, maar hierom moet ik meer lachen dan om kopvoddentaks.
Leave a Reply
You must be logged in to post a comment.