Crazy But True: Ronald Reagan or George Bush Would Barely Stand a Chance in the Year 2012

<--

Het probleem aan Republikeinse kant in de Verenigde Staten is dat conservatieve scherpslijpers zozeer het politieke debat in de partij zijn gaan domineren dat gematigde politici nauwelijks nog de horde van de voorverkiezingen kunnen nemen, schrijft Paul Brill.

De vraag begint zich op te dringen: gaat het nog wat worden met de Republikeinen in dit verkiezingsjaar? Sluipenderwijs is hun voorverkiezingscircus ten prooi gevallen aan een sfeer van malaise. Geen van de resterende kandidaten wekt groot enthousiasme.

Ja, Rick Santorum en Newt Gingrich raken een gevoelige snaar bij doctrinair-christelijke en zeer behoudende groeperingen, terwijl het buitenbeentje Ron Paul kan bogen op een trouwe aanhang van libertaire conservatieven. Maar als de volgelingen van dit trio hun verstand gebruiken, weten ze dat geen van deze getuigenispolitici een serieuze kans maakt op de eindoverwinning. Die heeft Mitt Romney in aanzet wel, maar tussen hem en de kiezers wil de vonk maar niet overslaan. Hij heeft ook een bijzonder talent om in de fout te gaan juist als hij probeert wat losser campagne te voeren.

Vanwege een reis naar een ver buitenland schrijf ik deze column een paar dagen eerder. De uitslagen van de voorverkiezingen in Arizona en Michigan zijn net binnen.

In de door en door Republikeinse staat Arizona behaalde Romney, die daar bijna alle partijcoryfeeën achter zich had, een gemakkelijke overwinning. Maar daaraan kon hij weinig extra prestige ontlenen.

Battle states

Het kwam aan op Michigan, waar ook niet-Republikeinse kiezers mochten stemmen in de primary en dat geldt als een van de battle states in november. Romney is in deze staat opgegroeid, zijn vader was in de jaren zestig een populaire, succesrijke gouverneur. Vier jaar geleden versloeg hij hier John McCain met bijna tien punten verschil. Ditmaal bleef hij zijn belangrijkste belager, Santorum, slechts een magere vier punten voor. Een benauwde zege, waarvoor scheppen geld zijn uitgegeven en die betekent dat er een waas van twijfel blijft hangen rond zijn kandidatuur. Want als hij de kiezers in zijn eigen Michigan niet weet aan te spreken, waar dan wel?

Er wordt door diverse pundits al rekening mee gehouden dat de strijd in het Republikeinse kamp ook na Super Tuesday (6 maart) volop doorgaat en dat mogelijk geen van de kandidaten erin slaagt om vóór de conventie eind augustus het voor de nominatie benodigde aantal gedelegeerden achter zich te krijgen.

Nadeel

Op zich hoeft dat natuurlijk geen nadeel te zijn. Zie de Democratische voorverkiezingen van vier jaar geleden. Ook toen ging de krachtmeting lang door. Maar het grote verschil is dat er in 2008 sprake was van twee kandidaten, Barack Obama en Hillary Clinton, die allebei op hun eigen wijze geestdrift wekten en allebei werden gezien als politiek zwaargewicht (al liet Obama’s ervaring te wensen over). Twee historische doorbraken vochten om de voorrang. Een dergelijke opwinding is nu bij de Republikeinen volledig afwezig. Geen charisma staat tegenover geen statuur.

Is dit vooral pech of is er iets meer aan de hand? In de geschiedenis is het vaker voorgekomen dat Democraten en/of Republikeinen zijn veroordeeld tot hun tweede garnituur omdat sterkere kandidaten de tijd niet rijp achten of nog onvoldoende bekendheid genieten. In 1996 was Bob Dole als Republikeinse uitdager van Bill Clinton eigenlijk een zwaktebod, terwijl John Kerry in 2004 toch ook niet gold als de gedroomde Democratische tegenstander van George Bush.

Evenmin is het ongewoon dat in het voorverkiezingsseizoen de Republikeinse gegadigden hun conservatieve signatuur oppoetsen, terwijl de Democraten juist pronken met hun progressieve geloofsbrieven. Na de conventies volgt dan de onvermijdelijke ruk naar het midden.

Gematigden

Maar het probleem aan Republikeinse kant is dat conservatieve scherpslijpers zozeer het politieke debat in de partij zijn gaan domineren dat gematigde politici nauwelijks nog de horde van de voorverkiezingen kunnen nemen. Die ontwikkeling is al ruim vóór de Tea Party ingezet, maar ze heeft nu wel een erg navrante hoogte bereikt. Met als gevolg dat iemand als Romney een groot deel van zijn verleden moet verloochenen en dat de kandidaten elkaar vooral proberen te overtroeven in ideologische zuiverheid.

Het is krankzinnig maar waar: een Ronald Reagan of een George Bush zou anno 2012 nauwelijks kans maken op de Republikeinse nominatie – veel te links. Om maar te zwijgen van Richard Nixon, die in 1960 welbewust een compromis met de gematigde vleugel van de partij sloot over het verkiezingsprogramma en conservatieve critici de wind van voren gaf: ‘Hoe stom kun je zijn om dit te verwerpen?’

Voor het Witte Huis en de Democraten is dit alles goed nieuws. Maar voor de Amerikaanse democratie is het een slechte zaak. Een beheerst conservatisme sluit goed aan bij hoe veel Amerikanen in het leven staan. Het zou een verarming zijn als bekwame politici uit die hoek eigenlijk niet meer aan de bak komen – of alleen nog door een valse pruik op te zetten.

About this publication