Paul Brill: Why Obama Continues To Lash the Lifeless Body that Is the Peace Process

<--

Paul Brill: Waarom Obama aan het levenloze lichaam genaamd vredesproces blijft sjorren

Het vredesproces brengt geen vrede en is amper een proces. Maar zolang de VS zichzelf zien als een mogendheid met een mondiale verantwoordelijkheid, heeft het Witte Huis simpelweg niet de luxe om het Midden-Oosten in zijn sop gaar te laten koken, zegt Paul Brill.

Ooit was vredesproces een woord dat uit de mond huppelde als een lammetje in de wei. Tegenwoordig wordt het nog slechts zuchtend en steunend uitgesproken. Want het woord is onlosmakelijk verbonden met het Israëlisch-Palestijns vredesproces, dat praktisch inhoudsloos is geworden: vrede is in geen velden of wegen te bekennen en eigenlijk is er ook nauwelijks nog sprake van een proces.

De vorige regering van premier Netanyahu had er geen serieuze belangstelling voor, en het valt te bezien of zijn nieuwe ploeg er beduidend meer werk van zal maken, want dat is vragen om interne twisten. De Palestijnen zijn nog steeds hevig verdeeld en velen blijven de illusie koesteren dat een vredesregeling van buitenaf door de internationale gemeenschap kan worden opgelegd.

De Arabische wereld bewijst de nodige lippendienst aan de Palestijnse zaak, maar de meeste regeringen hebben wel wat anders aan hun hoofd. En bij de Verenigde Staten, die als enige mogendheid een machtsfactor van belang zijn voor beide partijen, lijkt er niet veel animo te bestaan om de nek uit steken voor een nieuw diplomatiek initiatief, dat per definitie weinig kans van slagen heeft, maar wel gemakkelijk tot reputatieschade kan leiden.

Nieuw speerpunt

Toch was Israël president Obama’s eerste buitenlandse reisbestemming in zijn tweede ambtstermijn. En minister van Buitenlandse Zaken John Kerry maakte een intensieve rondreis door het Midden-Oosten alvorens zijn opwachting te maken in Oost-Azië, dat het nieuwe speerpunt (pivot) van de Amerikaanse buitenlandse politiek heet te zijn. Dat lijkt niet te sporen met alle verhalen over afnemende Amerikaanse belangstelling voor het Midden-Oosten in het algemeen en de Israëlisch-Palestijnse perikelen in het bijzonder.

Die verhalen zijn zeker niet uit de lucht gegrepen. Na de bloedneus die de president had opgelopen bij zijn pogingen om het Israëlisch-Palestijnse vredesproces te reanimeren, maakte vorig jaar een oud adagium zijn rentree in Washington: ‘De Verenigde Staten kunnen de vrede niet vuriger wensen dan de partijen zelf.’

Het gaf aan dat Barack Obama tegen eenzelfde muur was opgelopen als zijn voorgangers, inclusief George W. Bush, die in de laatste fase van zijn presidentschap alsnog actief werd op het vredesfront nadat toenmalig premier Olmert en president Abbas elkaar in een reeks van directe gesprekken zeer dicht waren genaderd.

Schaliegas

Misschien nog wel van grotere invloed is het structurele gegeven dat Amerika – anders dan Europa en China – steeds minder afhankelijk wordt van energie- leveranties uit het Midden-Oosten. De invoer van olie is de afgelopen drie jaar al met 20 procent gedaald en het Internationaal Energie Agentschap voorspelt dat de VS over twintig jaar een exporteur van energie zullen worden, vooral dankzij de winning van schaliegas (gesteld dat die niet wordt geblokkeerd door milieubezwaren).

Maar wil dat ook werkelijk zeggen dat de Amerikanen zich minder bekommeren om de toestand in het Midden-Oosten? Ik denk dat dit maar zeer ten dele het geval is. De regio moge dan op termijn minder gewicht in de schaal leggen als olieleverancier, ze blijft wel de voornaamste exporteur van instabiliteit en terrorisme. Zolang de VS zichzelf zien als een mogendheid met een mondiale verantwoordelijkheid – wat ook in Obama’s wat meer afgepaste visie op Amerika’s leiderschap het geval is – heeft het Witte Huis simpelweg niet de luxe om het Midden-Oosten in zijn sop gaar te laten koken.

Wat zich wel aftekent, is dat de Amerikanen meer met een strategische blik naar de regio kijken en proberen een informeel bondgenootschap te smeden met en tussen enkele cruciale spelers die bepaalde belangen delen en linksom of rechtsom zijn gelieerd aan het Westen.

Een soort ‘as van stabiliteit’. Daarbij moet vooral worden gedacht aan Turkije, Israël en Saoedi-Arabië. En dat is meteen ook de achtergrond van Obama’s persoonlijke inspanning om de lucht tussen Ankara en Jeruzalem te zuiveren. Met als jongste succesje dat hij premier Erdogan ervan heeft kunnen weerhouden om op afzienbare termijn een bezoek aan Gaza te brengen.

Maar ook in dit strategische schaakspel is en blijft de Palestijnse kwestie een bron van onrust, die een gezamenlijk front tegen een grotere dreiging – zoals een Iraans kernwapen – kan belemmeren. Alleen al daarom zullen Obama en Kerry aan dat schijnbaar levenloze lichaam genaamd vredesproces blijven sjorren. In het besef dat de ruimte voor een tweestatenoplossing – zowel in feitelijke als in politieke zin – snel aan het slinken is.

Wat eigenlijk ook voor Israël een verontrustend scenario zou moeten zijn, want een deugdelijk alternatief ontbreekt. De Palestijnen zullen niet in het niets oplossen en als het licht van de tweestatenoplossing dooft, resteren slechts onverkwikkelijke opties. Alleen militante kolonisten en Hamas zullen dan feestvieren.

About this publication