The Question Is What Did Obama Know and When

<--

De Amerikaanse ervaring leert dat dubieuze praktijken als de NSA-afluisterpraktijken uiteindelijk altijd aan het licht komen, met alle schade van dien, schrijft buitenlandcommentator Paul Brill. ‘In de NSA-affaire heeft Barack Obama tot nu toe een onvaste hand getoond.’ .

In de discussie over het NSA-afluisterschandaal is de nuance een schaars goed. Het ene kamp ontwaart een uniek, verwoestend organisme, dat zijn tentakels over de halve aardbol heeft uitgestrekt. Het andere kamp betoogt dat het terroristische gevaar nu eenmaal straffe voorzorgsmaatregelen vereist en herinnert eraan dat spionage van alle tijden en van alle windstreken is.

De waarheid ligt in het midden. Ja, effectieve bestrijding van het terrorisme gaat onherroepelijk gepaard met een zekere inperking van de privacy. En ja, spionage is er altijd geweest en zal niet verdwijnen zolang staten en andere spelers op het wereldtoneel verschillende belangen hebben. Ook staten die vriendschappelijke betrekkingen onderhouden, zullen toch altijd bij de ander meekijken en -luisteren als ze de kans krijgen. Zelfs het hooggestemde Europa is daar niet vies van.

Maar er zijn grenzen aan wat zinvol en toelaatbaar is. De afluisterpraktijken van de NSA hebben een absurde omvang aangenomen, zowel in de Verenigde Staten zelf als elders in de wereld. Ogenschijnlijk is in eigen land alles wettelijk naar behoren afgehecht, maar er bestaat gerede twijfel of het toezicht wel echt iets voorstelt. In elk geval wekt zowel het Witte Huis als het Congres de indruk slechts in beperkte mate zicht te hebben op de reikwijdte van de NSA-activiteiten en op wat er met de metadata wel en niet gebeurt.

Dubieuze praktijken altijd aan het licht

Tegelijk leert de Amerikaanse ervaring dat dubieuze praktijken uiteindelijk altijd aan het licht komen, met alle schade van dien. Schade ook op het vlak van de buitenlandse betrekkingen als een bevriende regeringsleider, met wie een vertrouwensvolle relatie heet te bestaan, blijkt te worden afgeluisterd. Zoals in het geval van Angela Merkel. Want als het klopt dat haar mobiele telefoon al zo’n tien jaar is afgetapt, werpt dat niet alleen een vals licht op de vaak bewierookte vertrouwensband tussen Washington en Berlijn, maar roept het ook de vraag op hoe het mogelijk is dat dit al die tijd is ontgaan aan de Duitse inlichtingendienst. Zelfs als Merkel de zaak persoonlijk kalm opneemt, kan ze dit niet over haar kant laten gaan en zal ze iets moeten ondernemen tegen de ‘digitale bezettingsmacht’, zoals de Amerikaanse afluisterpraktijken al zijn gekwalificeerd in Berlijn. .

In de VS wordt intussen de aloude vraag gesteld: wat wist de president en sinds wanneer? In de NSA-affaire heeft Barack Obama tot nu toe een onvaste hand getoond. Hij ontkende dat bevriende regeringsleiders werden afgeluisterd, maar beloofde vervolgens er een einde aan te maken; hij wist niet van de hoed en de rand, maar vervolgens toch minimaal wel van de hoed.

Ik ben momenteel een interessante biografie van John Foster Dulles en Allen Dulles aan het lezen, geschreven door Stephen Kinzer, ex-correspondent van The New York Times. John Foster en Allen Dulles zijn de twee broers die zo’n zwaar stempel hebben gedrukt op Amerika’s internationale optreden tijdens het presidentschap van Dwight Eisenhower in de jaren vijftig – John Foster als minister van Buiten- landse Zaken en Allen als directeur van de toen kersverse CIA. Er is een frappante overeenkomst tussen Obama’s gedragslijn en de wijze waarop Eisenhower destijds omging met geheime operaties.

De generaal betrok het Witte Huis in een tijd dat de VS bevangen waren door een enorme vrees voor communistische expansie. De Republikeinen betoogden dat de indammingsdoctrine (containment) van zijn voorganger Harry Truman had gefaald en eisten een offensievere politiek (roll-back). Maar als militair was Eisenhower doordrongen van de verschrikkingen van oorlog en zijn strategisch inzicht vertelde hem dat er ook weinig te winnen viel met een regelrechte confrontatie. Daarom aanvaardde hij het door zijn partij scherp bekritiseerde bestand in Korea en zette feitelijk Trumans politiek voort. Maar wel gaf hij ruim baan aan spionage en geheime operaties. In de broers Dulles had hij twee overijverige uitvoerders.

Terroristische spook

Anno 2013 waart niet het communistische, maar het terroristische spook rond. Obama heeft een totaal andere achtergrond dan Eisenhower. Maar ook hij is zeer afkerig van militair optreden, zelfs de ‘noodzakelijke oorlog’ in Afghanistan heeft hij met duidelijke weerzin gevoerd. Het substituut is wederom de geheime actie – met drones tegen schuilplaatsen van terroristen en met het NSA-netwerk als onzichtbaar digitaal schild.

Alleen: dat schild is uit zijn krachten gegroeid en nu ook niet meer zo onzichtbaar. Washington is in last, niet zozeer vanwege onontdekte terroristen als wel vanwege beledigde bondgenoten. Zoals ook Eisenhower aan het eind van zijn presidentschap moest ervaren dat een slecht doordachte spionage-activiteit – de U-2 vlucht boven de Sovjet-Unie – als een boemerang bij hem terugkwam.

About this publication