A Recipe for Disaster, Thanks to the US

<--

Eigenlijk was het helemaal niet mijn bedoeling ze te lezen, de artikelen over Donald Rumsfeld in The New York Review of Books. De man is verleden tijd, en er zijn inmiddels dringender zaken dan de opkomst en ondergang van de architect van de Amerikaanse invasie van Irak. Maar toch bezweek ik weer voor Rumsfelds onweerstaanbare arrogantie, voor zijn sardonische one-liners en voor zijn politieke poëzie over ‘the unknown unknowns, the things we don’t know we don’t know’.

Er is een film over hem gemaakt en hij heeft zijn memoires gepubliceerd (815 pagina’s), waarin hij – zoals te verwachten viel – geenzins op de knieën gaat voor zijn zonden.

Terwijl hij toch, aldus Mark Danner in de Review, verantwoordelijk is voor een oorlog die Irak heeft veranderd in een broedplaats voor djihadisten, ja zelfs het epicentrum van een strijd tussen sjiieten en soennieten die de hele islamitische wereld omvat.

De voormalige hoofdredacteur van Al Jazeera zei onlangs iets soortgelijks in een interview met Trouw: de Amerikanen hebben in Irak een sektarisch conflict wakker geroepen met afschuwelijke gevolgen, zonder dat dat nodig was. Uit ‘absolute onwetendheid’ verdeelden ze de samenleving langs etnisch-religieuze lijnen; een ‘recept voor destructie’.

Niet dat ik me illusies maak over de culturele tact van de Amerikanen, maar het kostte mij enige moeite dit te geloven. Zou het onderlinge bloedvergieten in Irak – deze week weer in de provincie Anbar, waar de zwarte Al Kaida-vlaggen openlijk worden gevoerd – werkelijk geheel op het conto van de yankees geschreven moeten worden? Was de strijd tussen soennieten en sjiieten niet het resultaat van een schisma binnen de islam dat terugging tot de zevende eeuw? Ze hadden toch helemaal geen aanmoediging van de Amerikanen nodig om elkaar de hersens in te slaan of de hals af te snijden?

Maar ik herinnerde me ook hoe destijds soortgelijke dingen werden gezegd over de bewoners van Joegoslavië, toen dat land op bloedige wijze uit elkaar viel. Eeuwenoude vetes zouden de kop op hebben gestoken, voortkomend uit even onredelijke als onbeheersbare haat. Het was een simplistische verklaring, vooral populair in Westerse landen die – niet gehinderd door veel zelfkennis – graag neerkeken op de primitieve Balkanvolken.

Natuurlijk bestond er oud zeer tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Joegoslavië, maar dat was niet de reden voor het geweld; de reden was de manipulatie door politieke leiders, Slobodan Milosevic voorop, van hun eigen burgers. Door angst te zaaien en van voormalige buren vijanden te maken – waarbij historische stereotypen uiteraard zeer van pas kwamen – trachtten zij hun eigen machtspositie zeker te stellen.

Iets dergelijks voltrekt zich nu ook in het Midden-Oosten, dat na de interventie van Rumsfeld & Co nooit meer tot rust is gekomen. Autocratische heersers spelen de sektarische kaart om hun ondemocratisch bewind overeind te houden, en als dat dreigt te mislukken, doen ze er een schepje bovenop en ontketenen ze een heuse oorlog tegen hun tegenstanders – zie Assad in Syrië. Vanaf het moment dat de demonstraties tegen zijn regime serieuze omvang kregen, bestempelde hij de oppositie tot soennitische terroristen, tegen wie alle middelen geoorloofd waren. Daarna kwamen de echte terroristen vanzelf.

Een dergelijk spel kan alleen gespeeld worden waar serieuze verschillen bestaan tussen mensen, religieus, etnisch of anderszins. Maar de verschillen zelf zijn niet de oorzaak, ze kunnen er niets aan doen dat ze misbruikt worden door kwaadwillenden.

About this publication