To Most People, the American Dream Is, in Fact, Just a Dream

<--

De ‘American dream’ is voor de meeste mensen inderdaad maar een droom

DM COLUMN Topeconomen Paul De Grauwe en Koen Schoors wisselen elkaar af en schrijven over mens, wereld en economie. Vandaag is Schoors aan de beurt.

In de Verenigde Staten leeft 15 procent van de bevolking onder de armoedegrens. Dat hoge cijfer ligt niet aan de crisis. Zelfs op het allerbeste moment in de geschiedenis leefde een goede 12 procent van de Amerikaanse bevolking in armoede. Lager zijn ze nooit geraakt. Momenteel verdienen meer dan 50 miljoen Amerikanen onvoldoende om in hun normale levensonderhoud te kunnen voorzien. Dat betekent onvoldoende medische zorg, honger en soms ook dakloosheid. Vijftig jaar geleden was de armoede in de VS zelfs nog groter. Afhankelijk van de berekeningswijze bedroeg die toen tussen 19 en 26 procent. De armoede is in de jongste vijftig jaar dus wel degelijk gedaald, maar nooit echt verdwenen.

In dezelfde periode nam het aandeel van de allerrijksten in de welvaart spectaculair toe. Het procent allerrijksten van de Amerikaanse bevolking heeft nu al meer dan een vijfde van alle welvaart. Het is misschien ooit in de geschiedenis al ongelijker geweest, maar dat is zolang geleden dat niemand het nog kan navertellen. De rijksten hebben het na de crisis van 2008 bovendien uitzonderlijk goed gedaan omdat de opbrengsten uit kapitaal veel sneller zijn opgeveerd dan de opbrengsten uit arbeid en ze daarvan hebben weten te profiteren. Maar als de armoede de afgelopen vijftig jaar is gedaald en het aandeel van de allerrijksten in de welvaart is verdubbeld, dan kan dat alleen maar betekenen dat de middenklasse het harder te verduren krijgt. Dat is niet alleen in België of Europa het geval, maar nog veel uitgesprokener in de VS.

Sommigen roemen die ongelijkheid als de basis van het Amerikaanse succes. Het zou de ongelijkheid zijn die mensen inspireert en motiveert om er volledig voor te gaan en die de Amerikaanse droom aanzwengelt dat niets onbereikbaar is als je maar hard genoeg je best doet. Helaas is het voor de meeste mensen inderdaad maar een droom, een Hollywoodachtige vorm van opium voor het volk. De mogelijkheid om te klimmen op de sociaal-economische ladder – de sociale mobiliteit – is in de VS al decennia in vrije val en is nu duidelijk kleiner dan in de meeste Europese landen. De grens tussen middenklasse en armoede is daar flinterdun geworden. Een tegenvaller en je dondert zo de armoede in.

De ongelijkheid is al decennialang de blinde vlek van het economische beleid. Alle cijfers tonen dat ze enorm is gestegen. Daardoor wordt de Amerikaanse economie eigenlijk al vijftien jaar geplaagd met een tekort aan koopkracht: de middenklasse heeft wel de aspiratie om meer te verdienen en te besteden en zich economisch veiliger te voelen, maar slaagt daar niet meer in.

Lang leek niemand op beleidsniveau met zoveel woorden te willen zeggen dat de ongelijkheid de kern van het probleem is, zeker niet gedurende de eerste jaren na krach van 2008. Daar begint nu verandering in te komen. Er gaan in de VS stemmen op om de minimumlonen te verhogen en zo de laagste lonen een groter aandeel te geven in de economische koek. De Blasio is zopas verkozen als burgemeester van New York, de kapitalistische hoofdstad van de wereld, met als voornaamste programmapunt het verkleinen van de kloof tussen rijk en arm. De Amerikaanse senaat stelt als noodmaatregel voor de werkloosheidsuitkeringen te verlengen (die zijn in de VS strikt beperkt in de tijd). Europa scherpt de strijd tegen de belastingparadijzen aan. Er beweegt iets.

De oplossing bestaat in het creëren van kansen en mobiliteit voor iedereen, wat ook je ras, je afkomst, je religie, je huidskleur of je sociale klasse mogen zijn. Dat doe je door betere toegang tot onderwijs voor iedereen. Dat doe je door iedereen een eerlijke kans te geven op de arbeidsmarkt. Dat doe je door grote multinationale zakenimperia die via piramidale structuren door een kleine kliek worden gecontroleerd af te breken en te verbieden. Dat doe je door aandelenbezit aan te moedigen en wijder te verspreiden onder de bevolking. Dat doe je door eerlijke belastingen die ook de grote vissen laten meebetalen. Dat doe je door de barrières te slechten die de kleine man ontraden om iets te ondernemen. Dat doe je door arbeid minder en consumptie of kapitaal meer te belasten. We kunnen er maar beter aan beginnen voor het monopoliespel eindigt.

About this publication