A War Which Has To Be Called for What It Is

<--

Une guerre qu’il faut appeler par son nom

Frankrijk zit tot over zijn oren in een oorlog tegen een jihadistische groepering die zichzelf Islamitische Staat noemt. Die constatering is geen dramatische overdrijving onzerzijds. Er past een nadere precisering bij die minstens zo belangrijk is: Frankrijk heeft zich ingescheept voor een strijd van de lange adem, waarvan de uitkomst geenszins vastligt.

De jihad tegen ‘de ongelovigen, de kruisvaarders en de joden’, waarin de haat tegen het Westen is samengebald, markeert de waanzinnige vorm van het soennitische extremisme. IS is een kind van Al Qaida.

Belangrijk is dat de luchtaanvallen tegen IS in Syrië zijn uitgevoerd met de deelname van vijf Arabische landen: Saoedi-Arabië, Bahrein, Jordanië, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar. Het niveau van betrokkenheid van deze landen bij de aanvallen is niet zo belangrijk. Het betreft eerder een politieke kwestie dan een militaire.

Die deelname getuigt van de eerste aantoonbare mobilisatie van soennitische Arabische regimes in de strijd tegen IS. De Arabische landen zijn de eerstbetrokkenen in deze zaak, veel meer dan de VS of de Europeanen. Hallucinerend over een kalifaat in de regio wil IS de grenzen van staten in het Midden-Oosten namelijk afbreken.

De deelname van Arabieren is een essentiële voorwaarde voor een eventuele overwinning, ooit, op het radicale islamisme. Anders dan Washington zegt, zullen de jihadisten van IS door bombardementen niet worden verslagen.

De groep kan worden verzwakt, kleiner worden gemaakt: dat is belangrijk. Maar de overwinnig zal komen uit de Arabisch-islamitische wereld wanneer die – na een diepgaande politiek-ideologische hervorming – een medicijn heeft gevonden tegen de dodelijke ziekte die het islamisme vormt.

About this publication