President Who Did the World a Great Service

<--

Het korte presidentschap van George Herbert Walker Bush was van grote historische betekenis, voor Amerika maar ook voor Europa. Daar heeft de 41ste president van de Verenigde Staten (1989-1993) te weinig waardering voor gekregen.

Nu hij is overleden, klinken wel lovende woorden over deze bedachtzame internationalist. Maar ook duikt weer de makkelijke karakterisering ‘kleurloos’ op. Alsof de amusementswaarde van een president, op zich een nuttige kwaliteit, belangrijker is dan zijn beleid en de effecten daarvan.

Dat de Koude Oorlog vreedzaam kon worden beëindigd is, behalve aan Michail Gorbatsjov, Helmut Kohl en Boris Jeltsin, ook aan George Bush sr. te danken. Dat de Duitse eenwording zich in 1990 kon voltrekken, ondanks grote weerstand daartegen in veel Europese hoofdsteden, evenzeer.

Bondskanselier Merkel prees hem zaterdag dan ook terecht als „een groot geluk in de Duitse geschiedenis”. Bush, die voordat hij president werd al veel internationale politieke ervaring had opgedaan, herkende in 1989 het historische moment. Hij stelde zich vierkant op achter bondskanselier Kohl, toen die zonder dralen de kans wilde grijpen die de geschiedenis door het wegvallen van het IJzeren Gordijn opeens bood.

De Bush-jaren waren ingeklemd tussen acht jaar onder het Republikeinse idool Ronald Reagan en acht jaar onder de kleurrijke Democraat Bill Clinton. Toen zijn zoon, George W. Bush, president werd, nam die uitdrukkelijk afstand van het beleid van zijn vader.

Maar juist in het contrast met ‘junior’ springen de kwaliteiten van ‘senior’ in het oog. De zoon liet het begrotingstekort tot onverantwoorde hoogte oplopen en weigerde de belastingen te verhogen, ook toen twee kostbare oorlogen daar voldoende reden voor gaven. De vader erkende in zijn tijd wél dat het begrotingstekort teruggedrongen moest worden en brak daarom zijn verkiezingsbelofte dat hij de belastingen in geen geval zou verhogen („Read my lips: no new taxes”). Veel Republikeinen hebben hem dat nooit vergeven, maar het besluit luidde wel het economisch herstel in dat zich pas onder zijn opvolger echt zou manifesteren.

De ‘jonge Bush’ begon in 2003 een onnodige oorlog tegen Irak, in de naïeve veronderstelling dat land gewapenderhand wel even tot een democratie te kunnen maken. Wat aanvankelijk een snelle triomf leek, bleek al gauw een langdurig politiek, militair en humanitair drama. De ‘oude Bush’ was Irak twaalf jaar eerder ook binnengevallen, om de Iraakse bezetting van Koeweit ongedaan te maken. Maar hij deed dat met een brede coalitie, met toestemming van de Verenigde Naties en ook met de wijsheid om niet door te marcheren naar Bagdad, maar de strijd te staken zodra Koeweit bevrijd was.

Bovenal verdient bewondering dat George H.W. Bush de ondergang van de Sovjet-Unie, de oude vijand van de Verenigde Staten, niet verwelkomde met triomfalisme, wat makkelijk tot grote conflicten had kunnen leiden. Hij wilde niet „dansen op de Muur”, zoals hij het uitdrukte, maar bood Rusland en de andere landen uit het voormalige Sovjet-rijk een uitgestoken hand. Daarmee heeft hij de wereld een grote dienst bewezen.

About this publication