Because of a foreign trip, I am writing this week before the European musical chairs have reached their apotheosis. A marginal note on the result of this amusing game will, therefore, remain unmentioned here. Instead, I fix my eye on something that controlled the international news earlier this week and that, by the way, will possibly be considered by future historians as a more striking event: the visit of President Obama to China.
Iran
Obama’s visit is memorable, only because of what did not get said and what was not decided. The American president did not get support for stricter sanctions against Iran, even though Iran continues to play with the international community by saying it is open to a compromise about the processing of its uranium stock. Beijing also did not show any willingness to increase the value of the renminbi to a more realistic level, as not only the United States, but also Europe and several Asian countries have advocated for quite a while now.
Bold
Obama avoided bold statements on sensitive matters to which his hosts could take exception. He, of course, interceded for the ideal of freedom and called to mind the importance of human rights. But he mainly did that in a general sense, and much more emphatic were his praises on what China has accomplished.
During the so-called town hall meeting with students in Shanghai, he spoke of an “achievement that is unparalleled in the history of humankind.” At the press conference with President Hu Jintao, he praised China as a partner who “has played a crucial role in our efforts to overcome the worst recession in many generations.”
A close advisor to Obama even called American-Chinese relations “closer than ever.” That is hard to reconcile with the extremely strict manner in which the Chinese ran the meetings. For the meeting with the president in Shanghai, the students had been screened in detail and given instructions. The meeting was not broadcast nationally on TV. The concluding press conference between Hu and Obama was a classical case of one-way traffic.
Questions were not to be asked. The two leaders stood next to each other, but could have been located in separate rooms, for all that matters.
Living rooms
American journalists, who accompanied Obama and who reported earlier when Presidents Bush and Clinton traveled to China, signaled a completely different atmosphere and concluded that the Chinese were clearly less eager to oblige their high American guest this time.
In 1998, Clinton did reach Chinese living rooms when he had an open discussion in front of the camera with Jiang Zemin, the then Chinese leader, on human rights and the crush of the protests on Tiananmen Square. In 2002, Bush also spoke to the national television audience; besides that, the government in Beijing helped out with his highest priority that moment: a frank support to fight international terrorism.
Impressive
Of course, a couple of things have changed. The most important: Ten years ago, the U.S. had a bigger debt with Spain than with China; Washington is currently in debt with the Chinese for a cool $800 billion. In 1998, China still was a rising power, an awakening giant; in 2009, basically, it is the number two in the world, a self-conscious superpower with impressive growth numbers, while the Americans are still fully experiencing the consequences of the economic crisis and Washington is having the biggest trouble regaining control over their foreign entanglements.
To balance these delicate relations, an American president is needed who does not boast, but shows his respect in full. A president who apparently also is willing to listen to China experts who argue that direct criticism often is counterproductive and that silent diplomacy cuts more ice.
Tipped the scale
But with his utter discretion, Obama has tipped the scale to the other side. He met with opposing politicians and journalists four months ago in Moscow; in Beijing, he ignored dissidents. Hu Shuli, a well-known critical journalist, did get a phone call from the American embassy about whether he would be interested in an interview, but he did not hear anything about that afterward.
Something like that is no sideshow. Economic growth does not change the fact that millions of Chinese live under an unapproachable repressive system and yearn for a bit more freedom. The U.S. possesses the political stance and the power to stand up for them and inspire them to openly, and with perseverance, address human rights.
No one else puts any weight into the scale.
In the past, the big European countries have all too often – think only of the Chirac-Schröder duo – let trade interests prevail. Smaller countries that are good-willed are unable to make a fist. And if the omens do not lie, the new president of the European Union will not accomplish much in Beijing.
Met zijn uiterste discretie is Obama naar de andere kant doorgeslagen. Waar hij vier maanden geleden in Moskou nog een ontmoeting had met oppositionele politici en journalisten, liet hij in Peking dissidenten links liggen.
Vanwege een buitenlandse reis schrijf ik deze Week voordat de Europese stoelendans haar apotheose heeft bereikt. Een kanttekening bij de uitkomst van dit vermakelijke, maar niet erg verheffende gezelschapsspel blijft hier derhalve achterwege. In plaats daarvan richt ik me op iets dat eerder deze week het internationale nieuws beheerste en dat trouwens door latere geschiedschrijvers misschien wel als een markantere gebeurtenis zal wordt aangemerkt: het bezoek van president Obama aan China.
Iran
Een bezoek dat zijn gedenkwaardigheid vooral ontleent aan wat niet werd gezegd en besloten. De Amerikaanse president kreeg geen steun voor straffere sancties tegen Iran, hoewel dat land eens te meer een lange neus trekt naar de internationale gemeenschap door een alleszins redelijk compromisvoorstel over de verwerking van zijn uraniumvoorraad naar de prullenmand te verwijzen. Evenmin toonde Peking enige bereidheid om de waarde van de renminbi op te schroeven naar een realistischer niveau, zoals niet alleen de Verenigde Staten, maar ook Europa en verscheidene Aziatische landen al geruime tijd bepleiten.
Kloek
Op zijn beurt vermeed Obama kloeke uitspraken over gevoelige kwesties waaraan zijn gastheren aanstoot zouden kunnen nemen. Natuurlijk brak hij een lans voor het ideaal van de vrijheid en memoreerde hij het belang van de mensenrechten. Maar hij deed dat voornamelijk in algemene zin, en veel nadrukkelijker waren zijn loftuitingen over wat China heeft bereikt.
Tijdens de zogenoemde town hall meeting met studenten in Shanghai sprak hij van een ‘prestatie die ongeëvenaard is in de geschiedenis van de mensheid’. Op de persconferentie met president Hu Jintao prees hij China als een partner die ‘een cruciale rol heeft gespeeld bij onze inspanningen om de ergste recessie sinds vele generaties te boven te komen’.
Een naaste medewerker van Obama noemde de Amerikaans-Chinese relatie zelfs ‘inniger dan ooit’. Een kwalificatie die moeilijk viel te rijmen met de uiterst strakke regie van Chinese kant. Voor de ontmoeting met de president in Shanghai waren de studenten omstandig gescreend en in meerdere sessies geïnstrueerd. De bijeenkomst werd niet landelijk uitgezonden door de televisie. De afsluitende persconferentie van Hu en Obama was een klassiek geval van eenrichtingsverkeer.
Vragen waren uit den boze. De twee leiders stonden naast elkaar, maar ze hadden zich net zo goed in gescheiden ruimtes kunnen bevinden.
Huiskamers
Amerikaanse journalisten die Obama vergezelden en die eerder de bezoeken van de presidenten Clinton en Bush aan China hadden verslagen, signaleerden een totaal andere sfeer en stelden vast dat de Chinezen ditmaal duidelijk minder genegen waren om hun hoge Amerikaanse gast ter wille te zijn.
Een naaste medewerker van Obama noemde de Amerikaans-Chinese relatie zelfs ‘inniger dan ooit’In 1998 bereikte Clinton wel de Chinese huiskamers toen hij voor het oog van de camera een openlijke discussie met Jiang Zemin, de toenmalige Chinese leider, hield over de mensenrechten en het neerslaan van de protesten op het Plein van de Hemelse Vrede. In 2002 sprak Bush eveneens tot het landelijke televisiepubliek; daarnaast kwam de regering in Peking over de brug met wat voor hem op dat moment de hoogste prioriteit had: een volmondige steunbetuiging aan de strijd tegen het internationale terrorisme.
Imposant
Er zijn natuurlijk een paar dingen veranderd. Het allerbelangrijkste: tien jaar geleden hadden de VS een grotere schuld bij Spanje dan bij China, thans staat Washington voor een slordige 800 miljard dollar in het krijt bij de Chinezen. In 1998 was China nog een mogendheid in opkomst, een ontwakende reus, anno 2009 is het feitelijk de nummer twee in de wereld, een zelfbewuste grootmacht met imposante groeicijfers, terwijl de Amerikanen nog volop de gevolgen van de economische crisis ondervinden en Washington de grootste moeite heeft om weer greep te krijgen op de verwikkelingen in de diverse internationale brandhaarden.
Bij deze verhoudingen past een Amerikaanse president die niet hoog van de toren blaast, maar volop zijn respect betoont. Een president die kennelijk ook goed heeft geluisterd naar de China-kenners die betogen dat regelrechte kritiek vaak contraproductief is en dat stille diplomatie meer zoden aan de dijk zet.
Doorgeslagen
Maar met zijn uiterste discretie is Obama naar de andere kant doorgeslagen. Waar hij vier maanden geleden in Moskou nog een ontmoeting had met oppositionele politici en journalisten, liet hij in Peking dissidenten links liggen. Hu Shuli, een bekende kritische journalist, kreeg wel een telefoontje van de Amerikaanse ambassade of hij zou voelen voor een gesprek, maar daarna hoorde hij er niets meer van.
Zoiets is geen sideshow. Want alle economische groei neemt niet weg dat miljoenen Chinezen zuchten onder een ongenaakbaar repressief systeem en snakken naar wat meer vrijheid. De VS bezitten bij uitstek de politieke aandrift en de macht om voor hen op te komen en hen te inspireren door openlijk en met vasthoudendheid de mensenrechten aan de orde te stellen.
Niemand anders legt hetzelfde gewicht in de schaal.
De grote Europese landen hebben in het verleden – denk maar aan het duo Chirac-Schröder – al te vaak de handelsbelangen laten prevaleren. Kleinere broeders die van goede wil zijn, kunnen geen vuist maken. En als de voortekenen niet bedriegen, gaat de nieuwe president van de Europese Unie ook geen potten breken in Peking.
This post appeared on the front page as a direct link to the original article with the above link
.