Old specters are not easily scared. Take for example the specter of racism. Barack Obama twice winning the American presidential election unequivocally narrowed the racial divide in the United States. Well, at least the black community derived new strength from it. Of course, interracial distrust still exists. Not only because racial incidents keep happening — see for example the recent events in Ferguson, Missouri — but also because for older generation African-Americans, the suspicion of racism is a kind of Pavlovian reaction.
Together with a few other journalists I am visiting the First Baptist Church in downtown Raleigh, North Carolina — a black church with a long and tempestuous past. The pastor and several active members of his congregation give us the warmest welcome possible. They are certain that a lot of the criticism of President Obama originates from a racist motive. They are eager to talk about next Tuesday’s midterm election. They are anxious and believe dirty games are being played. The ability to cast your vote days before Election Day, early voting — something that many people within the black community take advantage of — has been reduced from 14 to 10 days. Moreover, the Republican majority in the North Carolina House of Representatives pushed through, for the next election, the requirement that voters show their ID. This is a disadvantage for poorer voters, an above average percentage of whom do not own an ID. And poorer voters are frequently black voters. So it is impossible that this measure was not fed by racism.
An elderly woman, who grew up during the times of Martin Luther King’s protest marches, takes it a considerable step further. A lot of the criticism of President Obama originated from racist motives, she knows for sure. And what about the fact that twice recently, an intruder managed to climb over the fence around the White House, one of whom even found a way to sneak in. That would never have happened with a white president; the Secret Service would have paid much better attention!
An unfounded accusation, but it would not surprise me if this thinking trend were widely shared among the black community, and one that currently is not being contradicted by the Democratic Party. In a state like North Carolina, where African-American voters make up almost 60 percent of the Democratic electorate, their turnout is crucial for the Democrats. If anger over Republican racism — even if it is extremely exaggerated — sends black voters to the voting booths, the Democrats are not going to talk sense into them. Just as the Republicans remain silent when one of their fanatics perceives yet again hundreds of Islamic State fighters at the Mexican border, ready to infiltrate the U.S. Subtlety and common sense are scarce resources during the battle for the people’s vote.
Ask the voter’s opinion and the majority will disapprove of the prevailing polarization in Washington. The popularity of Congress is even lower than Obama’s, although oddly enough, in many cases this is not true for people’s personal representatives or senators. In the House of Representatives, the reputation of current members is so high that few have nothing to nearly nothing to fear from rivals. In this year’s battle for 435 seats in the House, there will be a seriously tight electoral race in only 40 districts at most. Not really a sign of a vivid democracy, now is it?
However, despite all criticism of the political process, this polarization found its way into the voters’ genes. This week, The New York Times columnist David Brooks referred to studies which demonstrated that at present, racial affinity is less important than the preference for one party. Evaluation of scholarship applications showed that in four out of five cases both Democratic and Republican students favored their political fellow-thinker. The racial component was of lesser importance. In 1960, 5 percent of 1,000 Democratic and Republican interviewees preferred that their child not marry someone from the other party. Five decades later, this percentage has risen to 49 percent for Republicans and 33 percent for Democrats.
In short, in case the old specter of racism languishes, now a new one is getting ready — partyism, as Brooks called it. The specter of party propensity.
Oude spoken laten zich moeilijk verjagen. Neem het spook van het racisme. Dat Barack Obama tot twee keer toe de Amerikaanse presidentsverkiezingen heeft gewonnen, heeft de raciale verhoudingen in de Verenigde Staten onmiskenbaar verbeterd. De zwarte gemeenschap heeft er in elk geval nieuwe kracht aan ontleend. Maar het interraciale wantrouwen is natuurlijk niet verdwenen. Niet alleen omdat zich nog steeds racistische incidenten voordoen - zie de gebeurtenissen in Ferguson, Missouri - maar ook omdat vooral voor de oudere generatie Afrikaans-Amerikanen de verdenking van racisme een soort pavlovreactie is.
Met enkele andere journalisten ben ik op bezoek bij de First Baptist Church in het centrum van Raleigh, North Carolina. Een zwarte kerk met een lange, bewogen geschiedenis. De dominee en een aantal actieve leden van zijn kerkgemeente ontvangen ons allerhartelijkst.
Veel van de kritiek op president Obama komt voort uit een racistisch motief, weet ze zeker
Ze willen graag praten over de tussentijdse verkiezingen van komende dinsdag. Ze zijn ongerust en vinden dat er een oneerlijk spel wordt gespeeld. De mogelijkheid om al vóór verkiezingsdag je stem uit te brengen (early voting) - wat met name in de zwarte gemeenschap veel gebeurt - is gereduceerd van veertien tot tien dagen. Bovendien heeft de Republikeinse meerderheid in het staatsparlement van North Carolina doorgedrukt dat bij de volgende verkiezingen een identiteitsbewijs verplicht is. Dat werkt in het nadeel van armere kiezers, van wie een bovengemiddeld aantal is verstoken van zo'n bewijs. En armere kiezers zijn niet zelden zwarte kiezers. Dus: het kan niet anders of deze maatregelen worden gevoed door racisme.
Een oudere vrouw, die is gevormd in de tijd van de protestmarsen van Martin Luther King, gaat nog een flinke stap verder. Veel van de kritiek op president Obama komt voort uit een racistisch motief, weet ze zeker. En wat te denken van het feit dat recentelijk tot twee keer toe een indringer over het hek van het Witte Huis heeft weten te klimmen en dat eentje zelfs binnen is geweest. Dat was bij een blanke president vast niet gebeurd, dan had de Secret Service wel beter opgelet!
Een ongefundeerde aantijging, maar het zou me niet verbazen als het een denktrant is die door velen in de zwarte gemeenschap wordt gedeeld. En die momenteel niet op tegenspraak uit het Democratische kamp stuit. Want in een staat als North Carolina, waar de Afrikaans-Amerikaanse kiezers goed zijn voor bijna 60 procent van het Democratische electoraat, is hun opkomst van cruciaal belang voor de Democraten. Als boosheid over Republikeins racisme - zelfs al wordt dat schromelijk overdreven - de zwarte kiezers naar de stembus drijft, aan de Democraten dat niet wegrelativeren. Zoals de Republikeinen er het zwijgen toe doen als een van hun radicalinski's weer eens honderden IS-strijders bij de Mexicaanse grens ontwaart, klaar om in de VS te infiltreren. Nuance en nuchterheid zijn schaarse goederen in de strijd om de kiezersgunst.
In 1960 zei 5 procent van duizend Democratische en Republikeinse ondervraagden liever niet te zien dat hun kind zou trouwen met iemand van de andere partij
Vraag de kiezers wat ze ervan vinden, en ze zullen in meerderheid een afkeurend oordeel vellen over de doorgeslagen polarisatie in Washington. De waardering voor het Congres is zelfs nog lager dan die voor Obama, al doet zich het curieuze verschijnsel voor dat de eigen afgevaardigde of senator vaak als een gunstige uitzondering wordt gezien. In het Huis van Afgevaardigden is de positie van zittende leden zelfs zo sterk dat velen weinig tot niets te vrezen hebben van een uitdager. In de slag om de 435 zetels van het Huis is er dit jaar slechts in hooguit veertig districten sprake van een serieuze electorale krachtmeting. Niet wat je noemt een teken van een sprankelende democratie.
Maar bij alle kritiek op het politieke proces is die polarisatie toch een beetje in de genen van de kiezers gaan zitten. Columnist David Brooks van The New York Times verwees deze week naar onderzoeken waaruit blijkt dat partijvoorkeur tegenwoordig zelfs zwaarder weegt dan raciale affiniteit. Bij de beoordeling van aanvragen voor een studiebeurs kozen zowel Democratische als Republikeinse studenten in vier van de vijf gevallen voor een politieke geestverwant. Het raciale element speelde een kleinere rol. In 1960 zei 5 procent van duizend Democratische en Republikeinse ondervraagden liever niet te zien dat hun kind zou trouwen met iemand van de andere partij. Vijf decennia later ligt dat percentage op 49 voor de Republikeinen en 33 voor de Democraten.
Kortom, voor het geval dat het oude spook van het racisme wegkwijnt, is nu reeds een nieuwe aan het oefenen: het partyism, zoals Brooks het noemt. Het spook van de partijzucht.
This post appeared on the front page as a direct link to the original article with the above link
.
Heightened U.S.-China tensions have raised the prospect of a deep global technology divide, potentially forcing other countries to choose which camp to join.