Nooit heeft de stellingname van een Amerikaanse president zo veel lof geoogst bij landen die doorgaans zeer kritisch staan tegenover de Verenigde Staten.
Dat meldde de Amerikaanse VN-ambassadeur aan het Witte Huis. De leider van de Pakistaanse VN-delegatie had zelfs tegen hem gezegd dat iedere Amerikaanse burger trots mag zijn op zo’n president.
Betrof het hier wellicht de reacties op de veelbesproken toespraak van president Barack Obama in Cairo? Of anders op zijn gloedvolle boodschap aan het Iraanse volk?
Nee, we schrijven oktober 1956. De Amerikaanse president heet Dwight Eisenhower. In het Midden-Oosten woedt de Sinaï-oorlog. Israëlische troepen rukken door de Sinaï-woestijn op naar het Suezkanaal. Groot-Brittannië en Frankrijk dreigen de controle over het door de Egyptische president Gamal Abdel Nasser genationaliseerde kanaal gewapenderhand te herstellen.
Wapengekletter
De regering-Eisenhower, tot het laatste moment onkundig van de Brits-Frans-Israëlische plannen, moet niets hebben van het wapengekletter. Washington heeft ook nog te stellen met een crisis in Hongarije, waar een massale opstand tegen het communistische bewind is uitgebroken. Hoewel er enkele dagen later verkiezingen zijn en een breuk met bondgenoten electorale risico’s met zich meebrengt, stuurt Eisenhower aan op een VN-resolutie die Israël maant tot terugtrekking naar de eigen grenzen, een wapenembargo afkondigt en alle lidstaten oproept zich te onthouden van het gebruik van geweld.
Het kan geen kwaad deze episode nog eens in herinnering te brengen nu er door allerhande waarnemers om het hardst wordt geroepen dat de betrekkingen tussen de VS en Israël nog nooit zo koel zijn geweest. Een Israël dat op het hoogtepunt van een grote militaire operatie Washington feitelijk tegenover zich vindt – dat is een confrontatie van een heel wat zwaarder kaliber dan de huidige wrijvingen over het nederzettingenbeleid.
Natuurlijk valt hierop ook wel weer wat af te dingen. Het Suezconflict dateert van meer dan een halve eeuw geleden. Israël leefde weliswaar onder de permanente dreiging van een oorlog, maar zijn tegenstanders waren, militair gesproken, veel zwakker dan nu. De VS waren voor Israël toen nog niet de cruciale steun en toeverlaat die ze nadien zijn geworden.
Hechte band
Die band is in de loop der jaren steeds hechter geworden. Vooral tijdens de regeringsperiode van George W. Bush heeft Israël een ongekend grote bewegingsruimte gekregen. Dat gold zowel voor de militaire operaties in Zuid-Libanon en de Gazastrook als voor het nederzettingenbeleid. Hoewel ook de regering-Bush de (uit)bouw van nederzettingen in bezet Palestijns gebied in beginsel afkeurde, deed ze in de praktijk weinig of niets om er een stokje voor te steken.
Alleen de hardnekkigste Israëlische dromers konden verwachten dat dit zo zou doorgaan. Zoals de geschiedenis aantoont, komt er vroeger of later een moment waarop een Amerikaanse regering beseft dat, alle strategische en gevoelsmatige affiniteit ten spijt, de belangen toch niet geheel parallel lopen.
Die band is in de loop der jaren steeds hechter gewordenEen besef dat niet is voorbehouden aan één partij. Ook bij een deel van de buitenland-experts met wie John McCain zich als president zou hebben omringd, heeft het idee postgevat dat de VS te zeer naar de Israëlische zijde zijn overgeheld om nog voor andere kampen in het Midden-Oosten een geloofwaardige gesprekspartner te kunnen zijn. Per slot van rekening was het een Republikeinse regering – namelijk van George Bush senior – die Israël in 1991 de vredesconferentie van Madrid door de strot duwde.
Sluipende annexatie
Er wordt wel gezegd: op langere termijn is het ook in het belang van Israël dat de VS een kritischer houding jegens het land aannemen en in het bijzonder een dam opwerpen tegen de sluipende annexatie van bezet gebied, die de kans op een vredesregeling met de Palestijnen nog kleiner maakt dan ze toch al is. Tot op grote hoogte is dat waar en zo bezien is het goed dat het Witte Huis standvastig blijft aandringen op algehele stopzetting van de bouw van nederzettingen.
Dat Benjamin Netanyahu en de zijnen zich daartegen verzetten, kan niet verbazen. Een groter probleem is dat de regering-Obama er vooralsnog niet in geslaagd is een substantieel deel van de Israëlische publieke opinie ervan te overtuigen dat dit ‘offer’ noodzakelijk is – of tenminste het proberen waard – om de weg te effenen naar een Israëlisch-Palestijns akkoord. Eigenlijk is dat een onverwachte tegenvaller. Want de kolonisten kunnen nog zo’n grote keel opzetten, in feite geven de meeste Israëli’s weinig om al die nederzettingen.
Maar ook veel gematigde Israëli’s hebben hun vertrouwen verloren in dat eindeloze vredesproces, ze geloven niet meer in de formule: land in ruil voor vrede. In hun ogen heeft de terugtrekking uit Zuid-Libanon slechts geleid tot de raketten van Hezbollah en de ontruiming van Gaza tot het dreigende optreden van Hamas. Met op de achtergrond de vervaarlijke macht van de holocaust-ontkenners in Teheran.
Stilte
Progressieve opiniemakers in Israël hopen dat Obama het wantrouwen kan doorbreken door een rechtstreeks appèl te doen op het Israëlische publiek. ‘De Arabieren kregen de rede van Cairo, wij kregen stilte’, schreef Haaretz-commentator Aluf Benn onlangs in The New York Times. Door geen perspectief te bieden blijft ook de binnenlandse oppositie tegen Netanyahu zwak en kan deze de Amerikanen aan het lijntje houden, aldus Benn.
Nu onderschat ik de oratorische overredingskracht van Obama niet. Maar mooie woorden zijn er al zo vaak gesproken. Eerlijk gezegd denk ik dat alleen een stoutmoedige daad of iets dat even spectaculair is als Sadats historische bezoek in 1977 de stemming in Israël kan doen omslaan.
Leave a Reply
You must be logged in to post a comment.