US Troops on Haitian Soil: Deja Vu

<--

De Amerikaanse militairen die na de allesverwoestende aardbeving in Haïti aan land gingen, betraden bekend terrein. Voor de derde maal sinds de onafhankelijkheid van de voormalige Franse kolonie probeert Washington orde op zaken te stellen in het door zoveel onheil geplaagde land.

Dat de Amerikaanse invasiemacht door veel Haïtianen met gejuich werd begroet, zei veel over het vertrouwen van de bevolking in de eigen overheid. Het zal het voor de Amerikanen niet makkelijker maken snel weer te vertrekken. De eerste keer dat de VS Haïti bezetten, vertrokken de troepen pas na een kleine twintig jaar, zonder dat Washington evenwel bij machte was gebleken een keer ten goede te bewerkstelligen.

Uiteraard is er een verschil tussen hulpverlening na een aardbeving en een politieke interventie. De Amerikaanse hulp is meer dan welkom, vooral nu de VN-macht die al in Haïti aanwezig was zelf ook door de aardbeving is getroffen. Op het moment dat het puinruimen overgaat in wederopbouw, komt echter vanzelf de vraag aan de orde of en wanneer de Haitiaanse regering in staat is het heft weer in eigen hand te nemen. Hoezeer minister Clinton ook benadrukt dat de Amerikanen zich als partners en niet als patrons willen opstellen, de machtsongelijkheid blijft.

Bloedige afrekening

Als het gaat om het opzetten van een hulpoperatie is het Amerikaanse leger moeilijk te overtreffen. De wederopbouw van Haïti, ook in bestuurlijke zin, doet echter een beroep op andere kwaliteiten. De geschiedenis van Midden-Amerika biedt talrijke voorbeelden van Amerikaanse interventies die uiteindelijk bitter weinig verbetering brachten.

Is het toeval dat juist de enige zwarte republiek van Latijns Amerika zo achterop is geraakt? Dat de slaven zich bij hun opstand tegen de Franse plantage-eigenaren lieten inspireren door de Franse Revolutie, kon niet verhullen dat de nieuwbakken staat eerder stoelde op de Afrikaanse dan op de Europese cultuur. De bloedige afrekening met de achtergebleven blanken beroofde het land van veel kennis en ervaring. De voormalige, veelal ongeschoolde, slaven wisten wel hoe zij het land moesten bewerken, maar misten de ervaring voor het leiden van een plantage, laat staan van een land.

Op steun en sympathie van buiten hoefde men niet te rekenen, ook niet van de Verenigde Staten. De VS hadden weliswaar net zelf het koloniale juk afgeworpen, maar dat gebeurde door de nazaten van de oorspronkelijke kolonisatoren. Zij hielden zelf slaven en vreesden de precedentwerking van de Haïtiaanse opstand. Pas in 1862, het jaar waarin president Lincoln de afschaffing van de slavernij aankondigde, knoopten de VS diplomatieke betrekkingen aan met Haïti.

Achtertuin

In 1823 hadden de VS toen reeds de politieke basis gelegd voor de latere intensieve bemoeienis met hun ‘achtertuin’. President Monroe waarschuwde dat jaar de voormalige koloniale machten de net onafhankelijk geworden republieken in Latijns Amerika met rust te laten. In de praktijk fungeerde de Monroe-doctrine voor de VS ook als vrijbrief naar eigen goeddunken orde op zaken te stellen. In Haïti gebeurde dat voor het eerst in 1915. Het land had toen al tientallen staatsgrepen achter de rug, maar pas toen de belangen van Amerikaanse ondernemingen op het eiland in het gedrang kwamen, vond president Wilson het welletjes. De mariniers die hij naar Port-au-Prince stuurde, zouden bijna twintig jaar blijven. In die tijd werd weliswaar geprobeerd het land te moderniseren – waarbij de bevolking onder dwang wegen moest aanleggen – toen de Amerikanen in 1934 eindelijk het veld hadden geruimd, viel Haïti weer snel terug in oude gewoonten.

Andere landen

Haïti was niet het enige land dat zich de ‘hulp’ van de Amerikanen moest laten welgevallen. In dezelfde periode dat de Amerikaanse mariniers de controle over Haiti overnamen, werden ook Nicaragua en de Dominicaanse Republiek bezet. Cuba was na de verdrijving van de Spanjaarden weinig meer dan een Amerikaans protectoraat. Panama, oorspronkelijk een Colombiaanse provincie, werd door Washington ‘onafhankelijk’ gemaakt, louter en alleen om het kanaal te kunnen graven.

Hoe deze landen er op dit moment ook voorstaan – in alle gevallen heeft de Amerikaanse bemoeienis eerder een negatief dan een positief effect gehad.

De tweede Amerikaanse bezetting van Haïti in 1994 vormde daarop geen uitzondering, hoezeer de interventie op het moment zelf ook werd verwelkomd.

De verzuchting van veel Haïtinanen dat alleen buitenlandse inmenging hoop op verandering biedt, mag verklaarbaar zijn uit het bewezen onvermogen van hun eigen politci, als zij werkelijk onafhankelijk willen zijn, zal die verandering toch van henzelf moeten komen.

About this publication